Stel, je wordt aan iemand voorgesteld. Een potentiële leukerd. Dan is het zaak om binnen twee minuten iets interessants over jezelf te vertellen, iets frivools. Dat kan van alles zijn: dat je op professioneel niveau vingerhaakt of vorige week zonder verdoving 6 kiezen hebt laten trekken. De ander doet dat – als het een leukerd is - ook terug. Nu ben ik extreem makkelijk te imponeren, dus het kan bijna niet fout gaan. Helaas is er één uitzondering: zodra een man over muziek begint, ben ik weg.
Je hebt natuurlijk verschillende categorieën man & muziek. De man die gewoon graag muziek luistert kan ik aan. Maar als ze ‘wat’ met muziek doen ben ik op mijn hoede. Dit nonchalante ‘wat’ is namelijk nooit écht nonchalant, er zit altijd een kleine obsessie achter. In het ergste geval spelen ze zelf een instrument. En zodra een man eenmaal over muziek begint is hij niet meer te stoppen. Hoe harder je probeert het gesprek weer om te buigen naar vingerhaken, hoe fanatieker ze willen bewijzen dat ze toch wel héél serieus met muziek bezig zijn.
Sommige gaan zelfs zo ver dat ze hun instrument erbij pakken. De gitaar is hierom berucht. Met de ogen half dicht voor de concentratie, de blik op oneindig en blosjes omdat ie ’t toch wel spannend vindt, ben je gedwongen om te luisteren naar een murmelende man die wegkwijnt op zijn gitaar. Ik kan daar niets mee, vind het zelfs een ware verschrikking. Je mag niet praten – onbeleefd- , je kan moeilijk wegkijken – ook onbeleefd -, meezingen is bizar, dus word je gedwongen een half uur glimlachend en knikkend lijdzaam al zijn muzikale hoogte- en dieptepunten te ondergaan. Bovendien ben je de hele tijd koortsachtig aan het bedenken wat je moet doen als ie eindelijk stopt. Klappen? Zoenen?
Gelukkig beland ik niet vaak meer in zo’n situatie. Enerzijds omdat ik uit de buurt blijf van gitaren, anderzijds omdat muziekminnende mannen mij een freak of nature vinden. Een goede vriend heeft me ooit laten zweren dat ik mijn muziekcollectie voor mezelf houd en aan niemand laat weten wat ik graag luister. Blijkbaar vindt hij mijn combinatie van countrymuziek, R&B, Disneyliedjes, musicalhits, opwekking en vrolijke popmuziek afstotelijk. Ik niet.
Toch werd ik laatst aan het twijfelen gebracht: een Leuke Man vroeg enigszins geschrokken of hij daadwerkelijk ABBA door mijn –goedkope - oordopjes hoorde schetteren. Zoals je in zulke situaties doet, verloochende ik mezelf glashard, en besloot direct daarna een grote, geluidsdichte koptelefoon aan te schaffen. Dan kunnen ze voortaan, als ik dansend over de straat ga (ja, dat doe ik ook nog eens), slechts gissen naar welke muziek ik luister. Wel zo veilig.
Je hebt natuurlijk verschillende categorieën man & muziek. De man die gewoon graag muziek luistert kan ik aan. Maar als ze ‘wat’ met muziek doen ben ik op mijn hoede. Dit nonchalante ‘wat’ is namelijk nooit écht nonchalant, er zit altijd een kleine obsessie achter. In het ergste geval spelen ze zelf een instrument. En zodra een man eenmaal over muziek begint is hij niet meer te stoppen. Hoe harder je probeert het gesprek weer om te buigen naar vingerhaken, hoe fanatieker ze willen bewijzen dat ze toch wel héél serieus met muziek bezig zijn.
Sommige gaan zelfs zo ver dat ze hun instrument erbij pakken. De gitaar is hierom berucht. Met de ogen half dicht voor de concentratie, de blik op oneindig en blosjes omdat ie ’t toch wel spannend vindt, ben je gedwongen om te luisteren naar een murmelende man die wegkwijnt op zijn gitaar. Ik kan daar niets mee, vind het zelfs een ware verschrikking. Je mag niet praten – onbeleefd- , je kan moeilijk wegkijken – ook onbeleefd -, meezingen is bizar, dus word je gedwongen een half uur glimlachend en knikkend lijdzaam al zijn muzikale hoogte- en dieptepunten te ondergaan. Bovendien ben je de hele tijd koortsachtig aan het bedenken wat je moet doen als ie eindelijk stopt. Klappen? Zoenen?
Gelukkig beland ik niet vaak meer in zo’n situatie. Enerzijds omdat ik uit de buurt blijf van gitaren, anderzijds omdat muziekminnende mannen mij een freak of nature vinden. Een goede vriend heeft me ooit laten zweren dat ik mijn muziekcollectie voor mezelf houd en aan niemand laat weten wat ik graag luister. Blijkbaar vindt hij mijn combinatie van countrymuziek, R&B, Disneyliedjes, musicalhits, opwekking en vrolijke popmuziek afstotelijk. Ik niet.
Toch werd ik laatst aan het twijfelen gebracht: een Leuke Man vroeg enigszins geschrokken of hij daadwerkelijk ABBA door mijn –goedkope - oordopjes hoorde schetteren. Zoals je in zulke situaties doet, verloochende ik mezelf glashard, en besloot direct daarna een grote, geluidsdichte koptelefoon aan te schaffen. Dan kunnen ze voortaan, als ik dansend over de straat ga (ja, dat doe ik ook nog eens), slechts gissen naar welke muziek ik luister. Wel zo veilig.
Log in om te reageren.