Ik hoorde geluid. Veel geluid. Of eigenlijk heel veel geluiden: ruisend verkeer, toeterende auto’s en pratende mensen. Maar vooral het lawaai van geluidsboxen die op vol volume werden opengedraaid, ergens niet ver bij mij vandaan. De ramen trilden. Ik moest even bedenken waar ik was. Thuis was ik niet. Maar waar was ik dan wel? Toen wist ik het weer. Ik was net wakker geworden in hartje Madrid.
Nog niet zo lang geleden associeerde ik Madrid vooral met Sinterklaas. Als ik hard m’n best deed kwam ik ook nog op voetbal, flamenco, tapas en een warme Spaanse zon. Nu ik er was had ik ontdekt dat de stad nog veel meer te bieden heeft. Onder andere een bruisend nachtleven. Om half twee ’s nachts zijn er nog steeds heel veel mensen op straat. Verder kent de stad een hoop drukte, lawaai en stank. Een soort Londen in Zuid-Europa dus, met een beetje meer passie.
En die passie breekt vooral los bij voetbalwedstrijden. Dat weekend werd de kraker Real Madrid – FC Barcelona gespeeld: El Clásico. Kaartjes kostten 400 euro, ongeveer het dubbele van wat mijn hele citytrip bij elkaar kostte. De wedstrijd live gaan zien was dus geen optie. Sfeer proeven bij het stadion wel.
Het Bernabéu stadion had die avond wel iets weg van een vesting. Het wemelde er van de mensen: supporters, straatverkopers, politieagenten, straatvegers, cameraploegen en televisiepresentatoren. Eigenlijk was ik blij dat ik niet naar binnen hoefde. Buiten was genoeg te zien en in een nabijgelegen café was de wedstrijd op groot scherm goed te volgen.
De toeschouwers in de Spaanse kroeg lieten luid en duidelijk van zich horen. Hun manier om hun liefde voor hun club te uiten. Ze ondersteunden hun uitroepen met uitbundige hand- en armgebaren. Ik kende gelukkig te weinig Spaans om alle krachttermen te kunnen verstaan, maar de Brit naast me verzekerde me dat er duidelijke taal werd gesproken. Real Madrid verloor de wedstrijd in eigen huis, voor eigen publiek.
Teleurgesteld over deze uitkomst en met een licht gevoel van medeleven/medelijden met de Madrilenen, ging ik terug naar mijn hotel. Ik had verwacht dat het onderweg onrustig zou zijn in de stad. Maar dat was niet zo. Ik zag geen vechtpartijen, vandalisme of politieacties. Het publiek leek het verlies gelaten te ondergaan. De opwinding van voor de wedstrijd had plaatsgemaakt voor een soort gevoel van collectieve berusting.
Twee weken later, terug in Nederland. Om veiligheidsredenen wordt besloten om de bekerwedstrijd tussen Ajax en Feijenoord in twee wedstrijden te spelen, met alleen thuispubliek. Uitpubliek wordt geweerd. De kosten van de beveiliging worden betaald uit algemene middelen. De Nederlandse belastingbetaler draait dus op voor de gevolgen van het wangedrag van bepaalde personen die de uitkomst van een voetbalwedstrijd het liefst buiten het stadion uitvechten. Deze mensen verdienen het inderdaad niet om voetbalsupporters genoemd te worden, maar kennen wij als hooligans.
Geef mij dan maar de Spaanse passie. Al is de scheidslijn tussen passie enerzijds en agressie of complete waanzin anderzijds blijkbaar maar heel dun.
Nog niet zo lang geleden associeerde ik Madrid vooral met Sinterklaas. Als ik hard m’n best deed kwam ik ook nog op voetbal, flamenco, tapas en een warme Spaanse zon. Nu ik er was had ik ontdekt dat de stad nog veel meer te bieden heeft. Onder andere een bruisend nachtleven. Om half twee ’s nachts zijn er nog steeds heel veel mensen op straat. Verder kent de stad een hoop drukte, lawaai en stank. Een soort Londen in Zuid-Europa dus, met een beetje meer passie.
En die passie breekt vooral los bij voetbalwedstrijden. Dat weekend werd de kraker Real Madrid – FC Barcelona gespeeld: El Clásico. Kaartjes kostten 400 euro, ongeveer het dubbele van wat mijn hele citytrip bij elkaar kostte. De wedstrijd live gaan zien was dus geen optie. Sfeer proeven bij het stadion wel.
Het Bernabéu stadion had die avond wel iets weg van een vesting. Het wemelde er van de mensen: supporters, straatverkopers, politieagenten, straatvegers, cameraploegen en televisiepresentatoren. Eigenlijk was ik blij dat ik niet naar binnen hoefde. Buiten was genoeg te zien en in een nabijgelegen café was de wedstrijd op groot scherm goed te volgen.
De toeschouwers in de Spaanse kroeg lieten luid en duidelijk van zich horen. Hun manier om hun liefde voor hun club te uiten. Ze ondersteunden hun uitroepen met uitbundige hand- en armgebaren. Ik kende gelukkig te weinig Spaans om alle krachttermen te kunnen verstaan, maar de Brit naast me verzekerde me dat er duidelijke taal werd gesproken. Real Madrid verloor de wedstrijd in eigen huis, voor eigen publiek.
Teleurgesteld over deze uitkomst en met een licht gevoel van medeleven/medelijden met de Madrilenen, ging ik terug naar mijn hotel. Ik had verwacht dat het onderweg onrustig zou zijn in de stad. Maar dat was niet zo. Ik zag geen vechtpartijen, vandalisme of politieacties. Het publiek leek het verlies gelaten te ondergaan. De opwinding van voor de wedstrijd had plaatsgemaakt voor een soort gevoel van collectieve berusting.
Twee weken later, terug in Nederland. Om veiligheidsredenen wordt besloten om de bekerwedstrijd tussen Ajax en Feijenoord in twee wedstrijden te spelen, met alleen thuispubliek. Uitpubliek wordt geweerd. De kosten van de beveiliging worden betaald uit algemene middelen. De Nederlandse belastingbetaler draait dus op voor de gevolgen van het wangedrag van bepaalde personen die de uitkomst van een voetbalwedstrijd het liefst buiten het stadion uitvechten. Deze mensen verdienen het inderdaad niet om voetbalsupporters genoemd te worden, maar kennen wij als hooligans.
Geef mij dan maar de Spaanse passie. Al is de scheidslijn tussen passie enerzijds en agressie of complete waanzin anderzijds blijkbaar maar heel dun.
Log in om te reageren.