Er was een eens een vlijtige Mier, die altijd hard werkte. Hij maakte al zijn huiswerk voor zijn mierenschool, hij bakte zandkoekjes voor iedereen en hij hielp mee de mierenhoop netjes te houden en te verdedigen. Hij hield wel van zijn taken, maar ’t kostte allemaal zoveel tijd! Hij moest altijd zo vroeg opstaan om al die dingen te doen! Waarom kon dat niet wat sneller? Waarom kon dat niet allemaal tegelijkertijd?
Daarom vroeg hij zijn beste vriend de Duizendpoot. Want die deed met zijn duizend pootjes duizend dingen tegelijkertijd. “Ah toe, Duizendpoot,” zei de Mier,“als ik maar één ding tegelijkertijd kan, dan kost het zoveel tijd. Mag ik alsjeblieft je duizend pootjes lenen, dan mag jij mijn zes pootjes lenen?”
“Dat lijkt me wel relaxed” zei de Duizendpoot.
Zo leende de Mier de duizend pootjes van de Duizendpoot.
De volgende dag sliep de Mier heel lang uit, want met zijn duizend pootjes zou het toch allemaal veel sneller gaan. “Hoera”, dacht hij toen hij opstond en aan de slag ging. “Nu snel mijn klusjes afmaken, dan kan ik gauw in het zonnetje gaan zitten.” Meteen begon hij al zijn taken tegelijkertijd te doen: hij maakte met het ene pootje zijn huiswerk voor zijn mierenschool, terwijl hij met het andere zijn kamertje veegde. Met nog een pootje hielp hij een andere mier een kastje in elkaar te timmeren, en met nog een ander pootje kookte hij het eten voor de hele mierenhoop. Zo deed hij duizend dingen tegelijkertijd, en in plaats van de hele dag kostte het hem maar een uurtje. “Ziezo”, zei hij. “Nu ga ik met mijn vrienden een glaasje priklimonade drinken.”
Maar toen…. Toen zag hij iets. Het eten was helemaal verbrand. Het was niet meer te eten. Het kastje viel uit elkaar, omdat hij de schroeven er niet goed had ingedraaid. Zijn huiswerk was niet te lezen, want hij had heel kriebelig geschreven. En er lagen nog overal dennennaalden in zijn kamer. Doordat hij alles tegelijkertijd had gedaan, had hij geen enkele taak goed uitgevoerd. ’t Moest allemaal opnieuw…En hij had niet eens genoten van het eten koken, terwijl hij dat juist altijd zo leuk vond. Dit alles maakte de Mier heel verdrietig. Van de stress kreeg hij zo’n hoofdpijn, dat het voelde alsof hij duizend hoofdjes had.
Hij ging naast de Duizendpoot zitten, op ’t dak van de mierenhoop, in ‘t zonnetje. “Alsjeblieft”, zei hij. “Hier zijn je duizend pootjes terug. Kijk maar uit dat je er geen burn-out van krijgt. Ik doe liever één ding tegelijkertijd en helemaal, en dat ‘t me tijd kost…dan dat ik supervlug duizend dingen niet eens half doe, maar voor één duizendste!”
Daarom vroeg hij zijn beste vriend de Duizendpoot. Want die deed met zijn duizend pootjes duizend dingen tegelijkertijd. “Ah toe, Duizendpoot,” zei de Mier,“als ik maar één ding tegelijkertijd kan, dan kost het zoveel tijd. Mag ik alsjeblieft je duizend pootjes lenen, dan mag jij mijn zes pootjes lenen?”
“Dat lijkt me wel relaxed” zei de Duizendpoot.
Zo leende de Mier de duizend pootjes van de Duizendpoot.
De volgende dag sliep de Mier heel lang uit, want met zijn duizend pootjes zou het toch allemaal veel sneller gaan. “Hoera”, dacht hij toen hij opstond en aan de slag ging. “Nu snel mijn klusjes afmaken, dan kan ik gauw in het zonnetje gaan zitten.” Meteen begon hij al zijn taken tegelijkertijd te doen: hij maakte met het ene pootje zijn huiswerk voor zijn mierenschool, terwijl hij met het andere zijn kamertje veegde. Met nog een pootje hielp hij een andere mier een kastje in elkaar te timmeren, en met nog een ander pootje kookte hij het eten voor de hele mierenhoop. Zo deed hij duizend dingen tegelijkertijd, en in plaats van de hele dag kostte het hem maar een uurtje. “Ziezo”, zei hij. “Nu ga ik met mijn vrienden een glaasje priklimonade drinken.”
Maar toen…. Toen zag hij iets. Het eten was helemaal verbrand. Het was niet meer te eten. Het kastje viel uit elkaar, omdat hij de schroeven er niet goed had ingedraaid. Zijn huiswerk was niet te lezen, want hij had heel kriebelig geschreven. En er lagen nog overal dennennaalden in zijn kamer. Doordat hij alles tegelijkertijd had gedaan, had hij geen enkele taak goed uitgevoerd. ’t Moest allemaal opnieuw…En hij had niet eens genoten van het eten koken, terwijl hij dat juist altijd zo leuk vond. Dit alles maakte de Mier heel verdrietig. Van de stress kreeg hij zo’n hoofdpijn, dat het voelde alsof hij duizend hoofdjes had.
Hij ging naast de Duizendpoot zitten, op ’t dak van de mierenhoop, in ‘t zonnetje. “Alsjeblieft”, zei hij. “Hier zijn je duizend pootjes terug. Kijk maar uit dat je er geen burn-out van krijgt. Ik doe liever één ding tegelijkertijd en helemaal, en dat ‘t me tijd kost…dan dat ik supervlug duizend dingen niet eens half doe, maar voor één duizendste!”
Log in om te reageren.