Alles lijkt normaal. De congreszaal is half gevuld en de spreker – olijk type met een brilletje, kaal hoofd en pretoogjes- beklimt het podium. Ik ben helemaal klaar voor de persconferentie en zit rechtop in de stoel, mijn roze cocktailjurkje netjes om me heen gedrapeerd. De spreker heet ons kort welkom, kijkt dan goed rond en klautert het podium weer af. Hij gaat de zaal in met de microfoon, eventjes wat vragen stellen aan het publiek, ‘om het ijs te breken’.
Ik heb het nut daarvan nooit begrepen. Niemand vraagt om het ijs te breken. Een spreker hoort te spreken, het publiek hoort te zwijgen, en af en toe te klappen of lachen. Die rolverdeling is er niet voor niets, over het algemeen hebben sprekers het talent om voor een volle zaal te staan. Talent wat bij het publiek voornamelijk ontbreekt, wat op zulke momenten altijd pijnlijk duidelijk wordt. Een mevrouw op de voorste rij krijgt als eerste de microfoon voor haar mond: ‘Of ze het hier gezellig vindt?’ Je hoort een zenuwachtig gegiechel en dan een veel te hard antwoord in de microfoon. Het publiek houdt de adem in, voelt plaatsvervangende schaamte en wil maar één ding: niet opvallen.
Ook ik ben plots druk bezig met denkbeeldige pluisjes van mijn knieën af te slaan en stop mijn hoofd zowat volledig in mijn tas, op zoek naar niet bestaande pepermuntjes. Alles om oogcontact te vermijden, want dan ben je verloren. Dat weet iedereen, behalve de optimistische zielen die denken dat je gewoon moet blijven glimlachen. Fout. De rondlopende spreker ziet namelijk niet een beverige, ietwat onzekere glimlach, maar een vrolijk persoon, alias Prima Doelwit. En dan komen de vragen, eigenlijk altijd rotvragen: Wie van je twee beste vrienden moet winnen bij de wedstrijd. Of je moet bijvoorbeeld een ‘leuke anekdote’ opdissen bij het afscheid van een collega, terwijl je het hele woord ‘leuk’ nooit met die persoon zou associëren (zijn vertrek uitgezonderd). Maar de ergste vragen zijn diegene die niemand iets aangaan: Of je een partner hebt, en wáárom niet. Waarom je hebt gekozen om in een roze galajurk rond te lopen (ter verdediging: het was een COCKTAILjurk). Of je bent aangekomen de laatste tijd, en wat je een goede eigenschap van jezelf vindt.
Weigeren, of ‘ik weet niet’ murmelen is geen optie. Dan formuleert de vragensteller in kwestie namelijk een belachelijk antwoord voor jou, waarmee je hoe dan ook voor gek wordt gezet. Een grappig antwoord geven is ook gevaarlijk, want de grap moet wel zó goed zijn om niet te worden overtroffen door de spreker – die natuurlijk allang op alles een hilarisch antwoord bedacht heeft- dat het een onmogelijke opgave is.
De enige manier om er goed onderuit te komen is toch echt om oogcontact te vermijden. Behalve als je - zoals in mijn geval- als enige in de hele zaal een knalroze jurk aanhebt. Dan kan je het sowieso wel schudden.
Ik heb het nut daarvan nooit begrepen. Niemand vraagt om het ijs te breken. Een spreker hoort te spreken, het publiek hoort te zwijgen, en af en toe te klappen of lachen. Die rolverdeling is er niet voor niets, over het algemeen hebben sprekers het talent om voor een volle zaal te staan. Talent wat bij het publiek voornamelijk ontbreekt, wat op zulke momenten altijd pijnlijk duidelijk wordt. Een mevrouw op de voorste rij krijgt als eerste de microfoon voor haar mond: ‘Of ze het hier gezellig vindt?’ Je hoort een zenuwachtig gegiechel en dan een veel te hard antwoord in de microfoon. Het publiek houdt de adem in, voelt plaatsvervangende schaamte en wil maar één ding: niet opvallen.
Ook ik ben plots druk bezig met denkbeeldige pluisjes van mijn knieën af te slaan en stop mijn hoofd zowat volledig in mijn tas, op zoek naar niet bestaande pepermuntjes. Alles om oogcontact te vermijden, want dan ben je verloren. Dat weet iedereen, behalve de optimistische zielen die denken dat je gewoon moet blijven glimlachen. Fout. De rondlopende spreker ziet namelijk niet een beverige, ietwat onzekere glimlach, maar een vrolijk persoon, alias Prima Doelwit. En dan komen de vragen, eigenlijk altijd rotvragen: Wie van je twee beste vrienden moet winnen bij de wedstrijd. Of je moet bijvoorbeeld een ‘leuke anekdote’ opdissen bij het afscheid van een collega, terwijl je het hele woord ‘leuk’ nooit met die persoon zou associëren (zijn vertrek uitgezonderd). Maar de ergste vragen zijn diegene die niemand iets aangaan: Of je een partner hebt, en wáárom niet. Waarom je hebt gekozen om in een roze galajurk rond te lopen (ter verdediging: het was een COCKTAILjurk). Of je bent aangekomen de laatste tijd, en wat je een goede eigenschap van jezelf vindt.
Weigeren, of ‘ik weet niet’ murmelen is geen optie. Dan formuleert de vragensteller in kwestie namelijk een belachelijk antwoord voor jou, waarmee je hoe dan ook voor gek wordt gezet. Een grappig antwoord geven is ook gevaarlijk, want de grap moet wel zó goed zijn om niet te worden overtroffen door de spreker – die natuurlijk allang op alles een hilarisch antwoord bedacht heeft- dat het een onmogelijke opgave is.
De enige manier om er goed onderuit te komen is toch echt om oogcontact te vermijden. Behalve als je - zoals in mijn geval- als enige in de hele zaal een knalroze jurk aanhebt. Dan kan je het sowieso wel schudden.
Log in om te reageren.