Teruggetrokken op zijn zolderkamer kon hij rustig werken. Niemand die hem stoorde. In het kleine huisje met het roodbepande dak was al tijden geen bezoeker geweest. Hooguit zijn moeder, op de koffie, als ze in de buurt was. Maar die kondigde haar komst altijd aan. Ruim genoeg van te voren om zijn zolderdeur op slot te draaien.
Het vaalwitte behang liet hier en daar al los. Voor het schuine dakraam hing een donkerrood gordijntje dat hij aan de boven- en onderkant met een touwtje had vastgeknoopt. Of het raam na al die jaren nog open kon wist hij niet. Hij vond het wel behaaglijk. De warmte binnen houden. De warmte die hij zo nodig had.
Rondom zijn bureau lagen bladen. Halve zinnen. Ingevingen die hij misschien nog eens tot een geheel zou bundelen. De zwarte vuilnisemmer puilde uit van de proppen papier. De minder geschikte ingevingen. Die moesten niet per ongeluk tussen de briljante ingevingen terechtkomen. Hij was tevreden over zijn manier van ordenen.
Drie dagen geleden had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat de wind langs de gevel loeide en met grote kracht de druppels tegen zijn zolderraam aansmeet. Het tikken van de regen en de flakkerende stompkaars op zijn bureau vormden een bijna romantische sfeer. De papierstapel op de grond verstoorde dat beeld enigszins, maar wie daar niet naar keek zou net als hij de romantiek kunnen voelen.
Twee dagen geleden had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat de regen aanhield en hij zijn met vulpen uitgewerkte teksten niet wilde overgeven aan de willekeur van de natuur. Vulpen had iets romantisch. Wie zou er niet smelten voor handgeschreven werk met vulpen? De ware romanticus had blauwe inkt op zijn vingers.
Gisteravond had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat hij niet tevreden was over hoe de tekst liep. De tekst waar hij zorgvuldig een melodie bij had gecomponeerd op zijn akoestische gitaar. Romantisch als hij was wilde hij dit euvel oplossen. Perfectie zou zeker worden gewaardeerd.
Vanavond was de avond. Hij had de foto die hem van de nodige werklust had voorzien uit het lijstje op zijn bureau gehaald en in zijn binnenzak gestopt. Terwijl hij zijn zakken controleerde of de huissleutel daar wel inzat vonden zijn vingers de foto opnieuw. Nog even kijken. Even slikte hij…
Onder haar raam had hij gestaan. Voor het eerst sinds tijden snoof hij de buitenlucht op. Het was droog, al rook hij nog de pasgevallen regen in de lucht. Onderweg had hij kleine grindsteentjes bij elkaar gezocht. Goed voorbereid. Het eerste steentje raakte het raam direct. De harde tik deed hem even schrikken, maar er was geen schade te zien.
Even bleef het stil, totdat een lichtbundel zich een weg naar buiten zocht tussen de gordijnen die werden opengeschoven. Een schaduw greep naar de knip en duwde vervolgens tegen het raam. De vorm van de schaduw die hij zich zo goed had ingeprent door elke dag de foto te bestuderen. Ze had iets engelachtigs, omstraald door het licht achter haar.
Ze zag hem en lachte even. Hij had zijn tekst voor zich neergelegd en sloeg het eerste akkoord aan, opende zijn keel en bemerkte dat er alleen een hees gepruttel opsteeg dat ze zelfs moeilijk had kunnen verstaan als ze een meter van hem had afgestaan. Stem kwijt. Misschien had hij het moeten bemerken toen hij vannacht bijna in een hoestbui bleef hangen. Of in een gesprek. Maar hij sprak nooit met iemand en zijn moeder was vandaag niet in de buurt geweest…
…De herfst was ook geen tijd voor romantiek…
Het vaalwitte behang liet hier en daar al los. Voor het schuine dakraam hing een donkerrood gordijntje dat hij aan de boven- en onderkant met een touwtje had vastgeknoopt. Of het raam na al die jaren nog open kon wist hij niet. Hij vond het wel behaaglijk. De warmte binnen houden. De warmte die hij zo nodig had.
Rondom zijn bureau lagen bladen. Halve zinnen. Ingevingen die hij misschien nog eens tot een geheel zou bundelen. De zwarte vuilnisemmer puilde uit van de proppen papier. De minder geschikte ingevingen. Die moesten niet per ongeluk tussen de briljante ingevingen terechtkomen. Hij was tevreden over zijn manier van ordenen.
Drie dagen geleden had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat de wind langs de gevel loeide en met grote kracht de druppels tegen zijn zolderraam aansmeet. Het tikken van de regen en de flakkerende stompkaars op zijn bureau vormden een bijna romantische sfeer. De papierstapel op de grond verstoorde dat beeld enigszins, maar wie daar niet naar keek zou net als hij de romantiek kunnen voelen.
Twee dagen geleden had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat de regen aanhield en hij zijn met vulpen uitgewerkte teksten niet wilde overgeven aan de willekeur van de natuur. Vulpen had iets romantisch. Wie zou er niet smelten voor handgeschreven werk met vulpen? De ware romanticus had blauwe inkt op zijn vingers.
Gisteravond had de avond kunnen zijn. Ware het niet dat hij niet tevreden was over hoe de tekst liep. De tekst waar hij zorgvuldig een melodie bij had gecomponeerd op zijn akoestische gitaar. Romantisch als hij was wilde hij dit euvel oplossen. Perfectie zou zeker worden gewaardeerd.
Vanavond was de avond. Hij had de foto die hem van de nodige werklust had voorzien uit het lijstje op zijn bureau gehaald en in zijn binnenzak gestopt. Terwijl hij zijn zakken controleerde of de huissleutel daar wel inzat vonden zijn vingers de foto opnieuw. Nog even kijken. Even slikte hij…
Onder haar raam had hij gestaan. Voor het eerst sinds tijden snoof hij de buitenlucht op. Het was droog, al rook hij nog de pasgevallen regen in de lucht. Onderweg had hij kleine grindsteentjes bij elkaar gezocht. Goed voorbereid. Het eerste steentje raakte het raam direct. De harde tik deed hem even schrikken, maar er was geen schade te zien.
Even bleef het stil, totdat een lichtbundel zich een weg naar buiten zocht tussen de gordijnen die werden opengeschoven. Een schaduw greep naar de knip en duwde vervolgens tegen het raam. De vorm van de schaduw die hij zich zo goed had ingeprent door elke dag de foto te bestuderen. Ze had iets engelachtigs, omstraald door het licht achter haar.
Ze zag hem en lachte even. Hij had zijn tekst voor zich neergelegd en sloeg het eerste akkoord aan, opende zijn keel en bemerkte dat er alleen een hees gepruttel opsteeg dat ze zelfs moeilijk had kunnen verstaan als ze een meter van hem had afgestaan. Stem kwijt. Misschien had hij het moeten bemerken toen hij vannacht bijna in een hoestbui bleef hangen. Of in een gesprek. Maar hij sprak nooit met iemand en zijn moeder was vandaag niet in de buurt geweest…
…De herfst was ook geen tijd voor romantiek…
Log in om te reageren.