"Vermaak je je!"
"Ja het is hier heel gezellig!"
We kunnen elkaar alleen verstaan als we schreeuwen, maar verder is het heel leuk in de loods. Het was natuurlijk Alana die op de hoogte was van dit feest en natuurlijk vond ik het leuk om met haar mee te gaan voor de jaarwisseling. We hebben de afgelopen uren pizza gegeten, gedanst en gezoend. Het is pas onze derde date samen, maar het lijkt alsof ik haar al jaren ken. Ze geeft mij een lach en loopt met haar handen vol drankjes door naar haar vriendinnen. Ze is zo anders dan mijn vorige vriendin Zoë.
Ik kijk even op mijn telefoon: 31 december, 23:11 uur. Geen bereik, dus geen nieuwe berichten. Een oude loods heeft natuurlijk ook geen wifi. Mensen dansen en feesten als een tornado om mij heen. Ik voel me het oog, waar alles stil staat en niets geluid maakt. Ik loop even naar buiten. De frisse lucht stroomt mij tegemoet. Ik sluit mijn ogen en geniet van de plotse stilheid. Een paar feestgangers willen naar binnen en kennelijk blokkeer ik de deur. Ik loop door tot waar de kade ophoudt en het water begint. Vanaf de Noordzijde heb ik een prachtig uitzicht op de sterren, het kabbelende water en de silhouetten van Amsterdam.
"Het is zo rustig... zo vredig."
Ik draai naar links. Zoë kijkt dromerig naar de sterren. Het is lang geleden dat ik haar echt heb gezien. De laatste keer dat ik haar zag was bijna een jaar geleden, maar ze is mooi als altijd. Ze kijkt naar rechts, naar mij. Ik vond haar ogen altijd al mooi, zwart als onyx. In haar ogen zie ik het sterrenlicht fonkelen. Ooit was zij mijn vriendin en ik haar vriend. Elke keer dat ik haar spreek mis ik haar. Hoewel zij al verder is gegaan, ben ik gebleven waar ik was. Mijn vrienden zeiden dat ik niet met haar kón praten, maar dat kon ik niet.
"Hoe gaat het?", vraagt ze. Haar gezicht is ontspannen en ze gniffelt zoals ze dat altijd in haar onschuld deed. Ik geef geen antwoord. Ik kan geen antwoord geven. Ik zou willen dat het goed gaat, en ik zou willen dat ik dat oprecht kan zeggen. Ik wil zeggen dat ik haar mis, maar daar heeft ze niks aan. De vorige keer dat ik haar sprak begon ik over Alana, maar Zoë zei toen alleen maar dat ik wegliep. We hebben het eigenlijk over alles gehad, maar ik vermeed altijd één onderwerp. Er is maar een onderwerp waar we het nu over moeten hebben. Ik adem diep de koude lucht in.
"Het spijt me. Sorry dat ik dit nu pas zeg, maar het spijt me."
Ze staart me aan. Ze kijkt alsof ze geschrokken is, alsof ze het niet verwachtte. Ik had ook niet verwacht dat ik de moed had dit te zeggen.
"Het spijt me dat ik je niet de liefde kon geven die je verdiende. Dat ik je niet de steun gaf waar je dat nodig had. Dat ik je niet kon begrijpen en dat we in elkaars onbegrip van elkaar af bewogen, als roerloze vlotten op de zee. Dat ik je leven en liefde aannam als een gegeven, in plaats van elke dag, elke minuut en elke seconde dankbaar te zijn voor wie je was en dat je mij het voorrecht gaf om in je nabijheid te zijn. Het spijt mij dat ik niet de held in mijn verhaal was, en dat ik ook niet de prins in jouw verhaal was."
Ze slaat haar ogen neer. Ze kijkt mij weer aan.
"Bedankt voor je spijtbetuiging, denk ik. Maar er is zo veel gebeurd. Haarlem. Keulen. Het kerstdiner bij mijn ouders. De eerste verjaardag van onze relatie die we niet vierden. De hindernisbaan."
Ze laat een ontblote onderarm zien. Ik zie de wond die maar slecht geheeld was. Gebrek aan bloedplaatjes, zei de dokter. Dat ik Zoë zelf een prachtig plaatje vond maakte voor die conclusie niet uit. Ik laat mijn eigen armen zien, rijk aan beter geheelde littekens.
"Ik heb je wel gered die dag en je naar de eerste hulp gedragen. Maar ik ben het met je eens dat we die hindernisbaan misschien beter niet hadden kunnen doen. Weet je ook dat we daarna op het terras gingen zitten, en die kat zagen? We vonden hem zo schattig, hij leek wel te dansen. Tot bleek dat hij een haarbal aan het uitspugen was die op mijn schoenen terecht kwam."
We lachen. Voor het eerst sinds tijden. We halen nog wat herinneringen op en we lachen nog meer, net zoals het vroeger ging.
"We hadden mooie tijden. We waren gelukkig." Haar stem is bitterzoet. "Maar inmiddels ben ik verdergegaan. Verder, naar een plek waar jij niet heen kan. En jij bent nog hier."
"Ik ben nog hier" zeg ik. "Ik wou dat ik met je mee kon gaan."
Ik zie dat ze haar hand op mijn wang legt. Zij was altijd de meest empathische van ons tweeën, en dat is na haar vertrek alleen maar gegroeid. Ik voel niks. Ik zie haar hand, nu op mijn schouder, maar ik voel niks.
"We hadden het leuk samen. We zouden samen de wereld veroveren." Ik slik even voor ik verder ga. De lucht prikt niet meer in mijn longen. "Maar ik kan ook onze Haarlems niet ontkennen. We waren zo goed samen, maar we waren ook goed in het botsen met elkaar. Voor die kant loop ik niet meer weg, ik erken het. Ik beken dat ik lang boos, teleurgesteld en verdrietig ben geweest. Om het gat dat je achterliet in mijn leven. Om jou, om mij en wat we naar elkaar toe waren. Maar vanaf nu vergeef ik het je. Je kan niet meer om vergeving vragen, maar ik schenk het je wel. Ik vergeef je dat je mij gekwetst hebt voor alles wat je hebt gezegd of niet hebt gezegd. En ik wil zeggen dat het mij spijt. Voor alles. Vergeef me. Vergeef me voor onze ruzie toen we nog brak waren afgelopen Nieuwjaarsdag. Vergeef me dat ik er die dag niet voor je kon zijn en dat ik toen vroeg of je weg wilde gaan. En toen ging je ook weg, maar dat had helemaal niet gemoeten. Vergeef me dat ik niet bij je was toen je werd aangereden door die auto. Vergeef me dat ik er niet bij was toen je nog één keer wakker werd in het ziekenhuis. Vergeef me."
Ik hoor voetstappen achter me.
"Waar ben je? Ik heb je overal gezocht. Tegen wie praat je? Er is hier niemand."
De feestvreugde in Alana’s stem klinkt misplaatst aan de waterkant, maar het is niet onaangenaam dat ze er is. Ze geeft mij een knuffel. Zoë staat achter haar rug en kijkt me aan.
"Ik vergeef het je" zegt ze.
"Dank je" zeg ik terug. Als ik mijn ogen open doe, zie ik Zoë verdwijnen in de vuurwerkmist.
"Dank je waarvoor?" vraagt Alana mij.
"Dank je voor het leven, voor wie je bent en voor vergevingsgezindheid. Dank je dat je mij accepteert voor wie ik ben. Dank je."
Ze knijpt in mijn hand. Het vuurwerk spat boven de stad uiteen in honderden kleuren. Het is Nieuwjaar. Het is tijd voor een nieuw jaar.
"Ja het is hier heel gezellig!"
We kunnen elkaar alleen verstaan als we schreeuwen, maar verder is het heel leuk in de loods. Het was natuurlijk Alana die op de hoogte was van dit feest en natuurlijk vond ik het leuk om met haar mee te gaan voor de jaarwisseling. We hebben de afgelopen uren pizza gegeten, gedanst en gezoend. Het is pas onze derde date samen, maar het lijkt alsof ik haar al jaren ken. Ze geeft mij een lach en loopt met haar handen vol drankjes door naar haar vriendinnen. Ze is zo anders dan mijn vorige vriendin Zoë.
Ik kijk even op mijn telefoon: 31 december, 23:11 uur. Geen bereik, dus geen nieuwe berichten. Een oude loods heeft natuurlijk ook geen wifi. Mensen dansen en feesten als een tornado om mij heen. Ik voel me het oog, waar alles stil staat en niets geluid maakt. Ik loop even naar buiten. De frisse lucht stroomt mij tegemoet. Ik sluit mijn ogen en geniet van de plotse stilheid. Een paar feestgangers willen naar binnen en kennelijk blokkeer ik de deur. Ik loop door tot waar de kade ophoudt en het water begint. Vanaf de Noordzijde heb ik een prachtig uitzicht op de sterren, het kabbelende water en de silhouetten van Amsterdam.
"Het is zo rustig... zo vredig."
Ik draai naar links. Zoë kijkt dromerig naar de sterren. Het is lang geleden dat ik haar echt heb gezien. De laatste keer dat ik haar zag was bijna een jaar geleden, maar ze is mooi als altijd. Ze kijkt naar rechts, naar mij. Ik vond haar ogen altijd al mooi, zwart als onyx. In haar ogen zie ik het sterrenlicht fonkelen. Ooit was zij mijn vriendin en ik haar vriend. Elke keer dat ik haar spreek mis ik haar. Hoewel zij al verder is gegaan, ben ik gebleven waar ik was. Mijn vrienden zeiden dat ik niet met haar kón praten, maar dat kon ik niet.
"Hoe gaat het?", vraagt ze. Haar gezicht is ontspannen en ze gniffelt zoals ze dat altijd in haar onschuld deed. Ik geef geen antwoord. Ik kan geen antwoord geven. Ik zou willen dat het goed gaat, en ik zou willen dat ik dat oprecht kan zeggen. Ik wil zeggen dat ik haar mis, maar daar heeft ze niks aan. De vorige keer dat ik haar sprak begon ik over Alana, maar Zoë zei toen alleen maar dat ik wegliep. We hebben het eigenlijk over alles gehad, maar ik vermeed altijd één onderwerp. Er is maar een onderwerp waar we het nu over moeten hebben. Ik adem diep de koude lucht in.
"Het spijt me. Sorry dat ik dit nu pas zeg, maar het spijt me."
Ze staart me aan. Ze kijkt alsof ze geschrokken is, alsof ze het niet verwachtte. Ik had ook niet verwacht dat ik de moed had dit te zeggen.
"Het spijt me dat ik je niet de liefde kon geven die je verdiende. Dat ik je niet de steun gaf waar je dat nodig had. Dat ik je niet kon begrijpen en dat we in elkaars onbegrip van elkaar af bewogen, als roerloze vlotten op de zee. Dat ik je leven en liefde aannam als een gegeven, in plaats van elke dag, elke minuut en elke seconde dankbaar te zijn voor wie je was en dat je mij het voorrecht gaf om in je nabijheid te zijn. Het spijt mij dat ik niet de held in mijn verhaal was, en dat ik ook niet de prins in jouw verhaal was."
Ze slaat haar ogen neer. Ze kijkt mij weer aan.
"Bedankt voor je spijtbetuiging, denk ik. Maar er is zo veel gebeurd. Haarlem. Keulen. Het kerstdiner bij mijn ouders. De eerste verjaardag van onze relatie die we niet vierden. De hindernisbaan."
Ze laat een ontblote onderarm zien. Ik zie de wond die maar slecht geheeld was. Gebrek aan bloedplaatjes, zei de dokter. Dat ik Zoë zelf een prachtig plaatje vond maakte voor die conclusie niet uit. Ik laat mijn eigen armen zien, rijk aan beter geheelde littekens.
"Ik heb je wel gered die dag en je naar de eerste hulp gedragen. Maar ik ben het met je eens dat we die hindernisbaan misschien beter niet hadden kunnen doen. Weet je ook dat we daarna op het terras gingen zitten, en die kat zagen? We vonden hem zo schattig, hij leek wel te dansen. Tot bleek dat hij een haarbal aan het uitspugen was die op mijn schoenen terecht kwam."
We lachen. Voor het eerst sinds tijden. We halen nog wat herinneringen op en we lachen nog meer, net zoals het vroeger ging.
"We hadden mooie tijden. We waren gelukkig." Haar stem is bitterzoet. "Maar inmiddels ben ik verdergegaan. Verder, naar een plek waar jij niet heen kan. En jij bent nog hier."
"Ik ben nog hier" zeg ik. "Ik wou dat ik met je mee kon gaan."
Ik zie dat ze haar hand op mijn wang legt. Zij was altijd de meest empathische van ons tweeën, en dat is na haar vertrek alleen maar gegroeid. Ik voel niks. Ik zie haar hand, nu op mijn schouder, maar ik voel niks.
"We hadden het leuk samen. We zouden samen de wereld veroveren." Ik slik even voor ik verder ga. De lucht prikt niet meer in mijn longen. "Maar ik kan ook onze Haarlems niet ontkennen. We waren zo goed samen, maar we waren ook goed in het botsen met elkaar. Voor die kant loop ik niet meer weg, ik erken het. Ik beken dat ik lang boos, teleurgesteld en verdrietig ben geweest. Om het gat dat je achterliet in mijn leven. Om jou, om mij en wat we naar elkaar toe waren. Maar vanaf nu vergeef ik het je. Je kan niet meer om vergeving vragen, maar ik schenk het je wel. Ik vergeef je dat je mij gekwetst hebt voor alles wat je hebt gezegd of niet hebt gezegd. En ik wil zeggen dat het mij spijt. Voor alles. Vergeef me. Vergeef me voor onze ruzie toen we nog brak waren afgelopen Nieuwjaarsdag. Vergeef me dat ik er die dag niet voor je kon zijn en dat ik toen vroeg of je weg wilde gaan. En toen ging je ook weg, maar dat had helemaal niet gemoeten. Vergeef me dat ik niet bij je was toen je werd aangereden door die auto. Vergeef me dat ik er niet bij was toen je nog één keer wakker werd in het ziekenhuis. Vergeef me."
Ik hoor voetstappen achter me.
"Waar ben je? Ik heb je overal gezocht. Tegen wie praat je? Er is hier niemand."
De feestvreugde in Alana’s stem klinkt misplaatst aan de waterkant, maar het is niet onaangenaam dat ze er is. Ze geeft mij een knuffel. Zoë staat achter haar rug en kijkt me aan.
"Ik vergeef het je" zegt ze.
"Dank je" zeg ik terug. Als ik mijn ogen open doe, zie ik Zoë verdwijnen in de vuurwerkmist.
"Dank je waarvoor?" vraagt Alana mij.
"Dank je voor het leven, voor wie je bent en voor vergevingsgezindheid. Dank je dat je mij accepteert voor wie ik ben. Dank je."
Ze knijpt in mijn hand. Het vuurwerk spat boven de stad uiteen in honderden kleuren. Het is Nieuwjaar. Het is tijd voor een nieuw jaar.
Log in om te reageren.