Ze kauwt op de achterkant van haar potlood. Als ze zo haar tong uit zou steken, zou deze waarschijnlijk groen in plaats van rood zijn. Met haar hoofd lichtjes opgeheven, staren haar ogen richting het plafond. Ze lijkt wel een engeltje zo. Een engeltje dat zo uit de hemel gelopen is, die ze nu op papier probeert te zetten.
Ik loop naar haar toe.
“Lukt het, Lindy?”, vraag ik.
Het duurt een paar tellen voor de blauwe ogen terugkomen uit dromenland en me aankijken.
“Ja hoor, kijk maar”, zegt ze. “Ik heb de hemel al getekend.”
Ik kijk langs het engeltje op tafel. Daar ligt haar versie van de hemel.
“Kijk, dit is een boom waar snoep aan groeit”, legt ze uit. “Er zijn ook veel groene bergen, met konijntjes. En er is een riviertje waar iedereen uit kan drinken.”
Boven op een van de groene bergen zie ik vier huisjes staan.
“Wie wonen er in die huisjes?”, vraag ik.
“Oh, in die ene woont mijn opa. In die andere het oude buurvrouwtje dat pas dood is gegaan en dat houten huisje is voor Joep. Dat was mijn hond, maar toen ik zes was, had iemand over hem heengereden met een auto.”
“Wie woont er dan naast Joep?”
“God natuurlijk!”, antwoordt ze.
Door de blik die ze me toewerpt, voel ik me opeens het domste blondje van Nederland. “Natuurlijk!”, beaam ik.
“En hoe heten die vissen in de rivier?”
Ik zie twee oranje vissen en iets roods wat ik nog niet helemaal kan definiëren.
Meer uitleg is vereist.
“Die goudvissen heten Blub en Bastianus de Tweede”, deelt de engel me mee.
“Ok”, zeg ik, “en die rode?”
“Die rode is geen vis, joh!”
Ik verwacht opnieuw een blik waardoor ik mezelf het domste blondje van Nederland voel, maar die blijft uit. Ik zie enkel grote gedachten in de ogen van de engel.
Ik kijk haar vragend aan en hoef verder niets te zeggen.
“Mama zei een poosje geleden tegen me dat ze een baby zou krijgen. Maar ik mocht het nog aan niemand vertellen. Nu mag het denk ik wel, want hij is er toch niet meer. Ze heeft hem door de wc gespoeld.”
Mijn vragende ogen veranderen in oprecht verbaasde ogen.
De engel vertelt onverstoord verder.
“Het was ook eigenlijk nog geen baby. Het was nog niks, alleen maar bloed. Het wou al geboren worden, maar dat kon nog niet. Dus daarom heeft mama hem door de wc gespoeld en krijgen we nu geen baby meer.”
“Dus de baby is nu ook in de hemel?”
“Nou, het is eigenlijk geen baby, want het was nog niks. Alleen maar een beetje bloed. Maar toen Blub en Bastianus de Tweede doodgingen, had mama ze ook door de wc gespoeld. Dus nu kunnen ze lekker samen in de rivier zwemmen. Dat is toch gezelliger, vind ik.”
Ik leg mijn hand op het hoofd van de engel.
“Dat vind ik ook”, zeg ik. “Veel gezelliger!”
Ik loop naar haar toe.
“Lukt het, Lindy?”, vraag ik.
Het duurt een paar tellen voor de blauwe ogen terugkomen uit dromenland en me aankijken.
“Ja hoor, kijk maar”, zegt ze. “Ik heb de hemel al getekend.”
Ik kijk langs het engeltje op tafel. Daar ligt haar versie van de hemel.
“Kijk, dit is een boom waar snoep aan groeit”, legt ze uit. “Er zijn ook veel groene bergen, met konijntjes. En er is een riviertje waar iedereen uit kan drinken.”
Boven op een van de groene bergen zie ik vier huisjes staan.
“Wie wonen er in die huisjes?”, vraag ik.
“Oh, in die ene woont mijn opa. In die andere het oude buurvrouwtje dat pas dood is gegaan en dat houten huisje is voor Joep. Dat was mijn hond, maar toen ik zes was, had iemand over hem heengereden met een auto.”
“Wie woont er dan naast Joep?”
“God natuurlijk!”, antwoordt ze.
Door de blik die ze me toewerpt, voel ik me opeens het domste blondje van Nederland. “Natuurlijk!”, beaam ik.
“En hoe heten die vissen in de rivier?”
Ik zie twee oranje vissen en iets roods wat ik nog niet helemaal kan definiëren.
Meer uitleg is vereist.
“Die goudvissen heten Blub en Bastianus de Tweede”, deelt de engel me mee.
“Ok”, zeg ik, “en die rode?”
“Die rode is geen vis, joh!”
Ik verwacht opnieuw een blik waardoor ik mezelf het domste blondje van Nederland voel, maar die blijft uit. Ik zie enkel grote gedachten in de ogen van de engel.
Ik kijk haar vragend aan en hoef verder niets te zeggen.
“Mama zei een poosje geleden tegen me dat ze een baby zou krijgen. Maar ik mocht het nog aan niemand vertellen. Nu mag het denk ik wel, want hij is er toch niet meer. Ze heeft hem door de wc gespoeld.”
Mijn vragende ogen veranderen in oprecht verbaasde ogen.
De engel vertelt onverstoord verder.
“Het was ook eigenlijk nog geen baby. Het was nog niks, alleen maar bloed. Het wou al geboren worden, maar dat kon nog niet. Dus daarom heeft mama hem door de wc gespoeld en krijgen we nu geen baby meer.”
“Dus de baby is nu ook in de hemel?”
“Nou, het is eigenlijk geen baby, want het was nog niks. Alleen maar een beetje bloed. Maar toen Blub en Bastianus de Tweede doodgingen, had mama ze ook door de wc gespoeld. Dus nu kunnen ze lekker samen in de rivier zwemmen. Dat is toch gezelliger, vind ik.”
Ik leg mijn hand op het hoofd van de engel.
“Dat vind ik ook”, zeg ik. “Veel gezelliger!”
Log in om te reageren.