“En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger…”
Ik heb ooit een jaar in Zuid-Afrika gewerkt. De apartheid was al meer dan een decennium officieel afgeschaft. Maar in de praktijk woonden de “black, coloured and white” evengoed nog in hun eigen wijken en hadden hun eigen raciale pikorde.
Op een dag stuurde een Somalische vrouw uit de sloppenwijk een jongere uit de buurt de elektriciteitspaal in om -zoals de halve wijk- een illegaal tapje te zetten naar haar verblijfje op het lapje grond van een Zuid-Afrikaanse familie. Uiteraard tegen betaling. Want een Zuid-Afrikaanse zwarte stond bovenaan de sloppenwijk ladder, terwijl een Somaliër slechts aan de onderste trede van dezelfde ladder bungelt. En voor niets gaat de zon op.
Blijkbaar ging er iets niet helemaal goed bij het aftappen, want binnen enkele seconden lag de jongen dood op de grond. Nu is leven en dood in een sloppenwijk iets anders dan in Kralingen; men is het iets meer gewoon. Dit ongeluk op zich was dus niet noodzakelijkerwijs reden om sancties toe te passen. Maar nu een Somalische vrouw de dood van een rasechte Zuid Afrikaan had veroorzaakt werd ze gezien als moordenares. Toen de politie arriveerde waren de Zuid Afrikanen alvast begonnen de vrouw te stenigen.
Een aantal jonge kinderen van de school waar ik werkte waren getuige geweest van de dood van de jongen, de steniging die hier op volgde en het hardhandig ingrijpen van de politie. Toen ze op school kwamen en zich veilig voelden begon het besef, de onrust en de angst enorm op te spelen.
De juf hoorde de verhalen aan en wist niet echt hoe ze weer rust in de klas kreeg. Ze overlegde met de kinderen hoe de klas kon helpen bij deze angst en het grote verdriet. Een meisje stak haar vinger op en zei dat ze nooit bang was. Zij had namelijk altijd een engel bij zich. Eentje die je niet kon zien. Maar ze wist zeker dat hij er was. Misschien konden ze dus engelen maken?
De juf kon zich hier wel in vinden. Ze knutselden de hele ochtend engelen die ze aan het plafond hingen. En het werkte! Als een kind zich rot voelde keek het naar boven. Dan wist het dat er naast de engelen aan het plafond ook altijd een onzichtbare engelen in de buurt waren. En met een engel in de buurt hoef je niet bang meer te zijn.
Sinds die tijd heeft de tekst uit Lucas voor mij niet alleen meer met het kerstverhaal te maken. Het doet me altijd denken aan het hemelse leger aan het plafond van dat klasje in Zuid-Afrika.
Ik heb ooit een jaar in Zuid-Afrika gewerkt. De apartheid was al meer dan een decennium officieel afgeschaft. Maar in de praktijk woonden de “black, coloured and white” evengoed nog in hun eigen wijken en hadden hun eigen raciale pikorde.
Op een dag stuurde een Somalische vrouw uit de sloppenwijk een jongere uit de buurt de elektriciteitspaal in om -zoals de halve wijk- een illegaal tapje te zetten naar haar verblijfje op het lapje grond van een Zuid-Afrikaanse familie. Uiteraard tegen betaling. Want een Zuid-Afrikaanse zwarte stond bovenaan de sloppenwijk ladder, terwijl een Somaliër slechts aan de onderste trede van dezelfde ladder bungelt. En voor niets gaat de zon op.
Blijkbaar ging er iets niet helemaal goed bij het aftappen, want binnen enkele seconden lag de jongen dood op de grond. Nu is leven en dood in een sloppenwijk iets anders dan in Kralingen; men is het iets meer gewoon. Dit ongeluk op zich was dus niet noodzakelijkerwijs reden om sancties toe te passen. Maar nu een Somalische vrouw de dood van een rasechte Zuid Afrikaan had veroorzaakt werd ze gezien als moordenares. Toen de politie arriveerde waren de Zuid Afrikanen alvast begonnen de vrouw te stenigen.
Een aantal jonge kinderen van de school waar ik werkte waren getuige geweest van de dood van de jongen, de steniging die hier op volgde en het hardhandig ingrijpen van de politie. Toen ze op school kwamen en zich veilig voelden begon het besef, de onrust en de angst enorm op te spelen.
De juf hoorde de verhalen aan en wist niet echt hoe ze weer rust in de klas kreeg. Ze overlegde met de kinderen hoe de klas kon helpen bij deze angst en het grote verdriet. Een meisje stak haar vinger op en zei dat ze nooit bang was. Zij had namelijk altijd een engel bij zich. Eentje die je niet kon zien. Maar ze wist zeker dat hij er was. Misschien konden ze dus engelen maken?
De juf kon zich hier wel in vinden. Ze knutselden de hele ochtend engelen die ze aan het plafond hingen. En het werkte! Als een kind zich rot voelde keek het naar boven. Dan wist het dat er naast de engelen aan het plafond ook altijd een onzichtbare engelen in de buurt waren. En met een engel in de buurt hoef je niet bang meer te zijn.
Sinds die tijd heeft de tekst uit Lucas voor mij niet alleen meer met het kerstverhaal te maken. Het doet me altijd denken aan het hemelse leger aan het plafond van dat klasje in Zuid-Afrika.
Log in om te reageren.