“Wij gaan zwemmen!”, roept ze me enthousiast toe als ik binnenkom. Het is zaterdag en om kwart voor tien worden we in het zwembad verwacht. Normaalgesproken kom ik op zaterdagochtend rond die tijd pas m’n bed uit, maar vandaag pas ik op haar. Ze noemt me tante, al is ze niet m’n nichtje. Haar moeder is een hele goeie vriendin, maar heeft vandaag andere dingen te doen. En zodoende gaan de kleine dame en ik samen op stap.
We gaan peuterzwemmen. Da’s beter dan babyzwemmen, want dat begint zaterdagochtend al om negen uur. Eigenlijk ben ik niet zo’n zwemmer. Althans, ik zwem graag, bij tropische temperaturen, langs een palmenstrand, in een azuurblauwe zee. Maar liever niet in het royaal met chloor verrijkte zwemwater van het plaatselijke, overdekte poedelplasje. Mijn oppaspeuter ziet dat natuurlijk heel anders.
“Fietsje rijen!”, zegt ze opgewekt als ik, met haar voorop, richting zwembad fiets. Een kunst en warming-up op zich. Heelhuids bereiken we de waterkant. Al is omkleden met een peuter in een kleedhokje ook nog een hele toer. Ik heb ervoor gekozen om m’n badpak maar weer eens uit de mottenballen te halen. Ik voorzag namelijk dingen als losschietende bikinibandjes en wegdrijvende bikinibroekjes bij het wilde watergeweld van mijn leenkind. Een badpak leek me wel zo peuterproof. Indruk maken op de badmeester, een leuke oppasman of parttime papa die ik mogelijk in het bad tegenkom, kan ik in deze outfit wel vergeten. Maar mijn peuter-van-de-dag vereist dan ook mijn volledige aandacht.
We gaan te water. We spartelen, springen en zingen dat het een lieve lust is. Mijn kinderliedjesrepertoire is meteen weer opgepoetst. Als toegift doen we ook nog even het pierenbadje. Maar dan is het tijd om naar huis te gaan. Als laatsten verlaten we, enigszins verschrompeld na al dat weken, het bad. Het kleedhokjestafereel voltrekt zich daarna opnieuw, maar dan in omgekeerde richting. Opgedroogd en opgefrist gaan we naar huis.
Ik had verwacht dat ze moe zou zijn na ons ochtendprogramma, maar mevrouw barst nog van de energie. Zelf ben ik na de lunch eigenlijk wel toe aan een middagdutje, maar ik weet haar daar niet van te overtuigen. Dus gaan we weer op stap.
We gaan naar de dierentuin. Daar bekijkt zij met open mond de apenrots en raakt niet uitgepraat over de giraffes, de leeuwen, olifanten en de zebra’s. Voor heel even bekijk ook ik dit alles door de ogen van een kind. Tijd krijgt een andere dimensie nu ik op stap ben met een peuter. Haast hebben we niet echt. Alles wat we onderweg tegenkomen is een bezienswaardigheid. Bij bepaalde dingen moet je nu eenmaal even stilstaan om ze goed te kunnen bestuderen. In haar ogen is de wereld nog een grote speeltuin. En ik mag daar voor een dag van meegenieten.
We gaan peuterzwemmen. Da’s beter dan babyzwemmen, want dat begint zaterdagochtend al om negen uur. Eigenlijk ben ik niet zo’n zwemmer. Althans, ik zwem graag, bij tropische temperaturen, langs een palmenstrand, in een azuurblauwe zee. Maar liever niet in het royaal met chloor verrijkte zwemwater van het plaatselijke, overdekte poedelplasje. Mijn oppaspeuter ziet dat natuurlijk heel anders.
“Fietsje rijen!”, zegt ze opgewekt als ik, met haar voorop, richting zwembad fiets. Een kunst en warming-up op zich. Heelhuids bereiken we de waterkant. Al is omkleden met een peuter in een kleedhokje ook nog een hele toer. Ik heb ervoor gekozen om m’n badpak maar weer eens uit de mottenballen te halen. Ik voorzag namelijk dingen als losschietende bikinibandjes en wegdrijvende bikinibroekjes bij het wilde watergeweld van mijn leenkind. Een badpak leek me wel zo peuterproof. Indruk maken op de badmeester, een leuke oppasman of parttime papa die ik mogelijk in het bad tegenkom, kan ik in deze outfit wel vergeten. Maar mijn peuter-van-de-dag vereist dan ook mijn volledige aandacht.
We gaan te water. We spartelen, springen en zingen dat het een lieve lust is. Mijn kinderliedjesrepertoire is meteen weer opgepoetst. Als toegift doen we ook nog even het pierenbadje. Maar dan is het tijd om naar huis te gaan. Als laatsten verlaten we, enigszins verschrompeld na al dat weken, het bad. Het kleedhokjestafereel voltrekt zich daarna opnieuw, maar dan in omgekeerde richting. Opgedroogd en opgefrist gaan we naar huis.
Ik had verwacht dat ze moe zou zijn na ons ochtendprogramma, maar mevrouw barst nog van de energie. Zelf ben ik na de lunch eigenlijk wel toe aan een middagdutje, maar ik weet haar daar niet van te overtuigen. Dus gaan we weer op stap.
We gaan naar de dierentuin. Daar bekijkt zij met open mond de apenrots en raakt niet uitgepraat over de giraffes, de leeuwen, olifanten en de zebra’s. Voor heel even bekijk ook ik dit alles door de ogen van een kind. Tijd krijgt een andere dimensie nu ik op stap ben met een peuter. Haast hebben we niet echt. Alles wat we onderweg tegenkomen is een bezienswaardigheid. Bij bepaalde dingen moet je nu eenmaal even stilstaan om ze goed te kunnen bestuderen. In haar ogen is de wereld nog een grote speeltuin. En ik mag daar voor een dag van meegenieten.
Log in om te reageren.