Ze kijkt om zich heen. Links ziet ze mensen die elkaar enthousiast groeten. Ze kennen elkaar, zo lijkt het. Rechts van haar staat hij. Ze ziet hem niet, niet bewust. Ook hij kijkt om zich heen. Hij zoekt haar maar weet het niet.
Zijn ogen glijden over de mensen en observeren. Hij wil haar vinden, maar tegelijkertijd is er de altijd opkomende gedachte dat die wens misschien nooit vervuld zal worden. De muziek beweegt zijn voet op haar ritme. Zijn hand omringt een goud gekleurd vocht waarin haar gezicht zonder dat hij het doorheeft weerspiegelt.
Ze hoort de klanken van vrouwen die verderop vermakelijk lachen. Hun ogen twinkelen terwijl zij dansend mannenvolk aanschouwen. Ook zij kijkt en hoopt gegrepen te worden door die ene blik. Maar geloven doet zij niet. Wel in zichzelf, maar niet in gevonden worden.
Ze draait zich om en vraagt om water. Hij ziet haar en toch niet. Ze bedankt de barman met een vrolijke lach. Haar spontaniteit en haar vriendelijkheid breken het ijs dat hij in haar glas deed. Ze keert hem de rug toe, met een open hart, genietend van degenen die zich mee laten nemen op melodieën die hen bespelen. Ze omarmt het leven, met beide armen, waarvan een per ongeluk de zijne raakt.
Haar stralende gezicht zegt welgemeend sorry. Hij kijkt haar aan, en nog een keer. Zijn rust valt haar op, maar geen woord komt over zijn lippen. Zijn hoofd knikt voor hem, alles is goed. Ze heeft zijn ongesproken woorden gehoord. Zij heft haar glas: ”Op het leven.”
Hij schrikt van zijn hart, van zijn hoofd, van zijn lichaam. De ribbeling van haar reflectie in zijn hand beweegt hem om op te staan. Van binnen, want van buiten staat hij, met beide benen op de grond. Zo is hij, geworteld als een boom waarvan de takken meebewegen met de wind. Zijn ogen nemen hem mee op reis, naar de ongekende landschappen van haar ziel. Haar stilte is doorweven met gevoel en avontuur. Puur is ze, zichtbaar en toch ook verborgen.
Zomaar ineens is ze zich bewust van zichzelf, maar ook van hem, zijn kracht en nederige zelfvertrouwen. Haar hart klopt in haar knieën, die week voelen maar daardoor sterk zijn. Vragen gaan haar voor terwijl ze voorzichtig haar gezicht naar hem toewendt. Zonder twijfel wacht hij, geduldig. Hij weet, als hij verliest raakt hij zichzelf niet kwijt.
Harten ontwaken terwijl muziek vervaagt. En even, heel even, wordt het stil.
Zijn ogen glijden over de mensen en observeren. Hij wil haar vinden, maar tegelijkertijd is er de altijd opkomende gedachte dat die wens misschien nooit vervuld zal worden. De muziek beweegt zijn voet op haar ritme. Zijn hand omringt een goud gekleurd vocht waarin haar gezicht zonder dat hij het doorheeft weerspiegelt.
Ze hoort de klanken van vrouwen die verderop vermakelijk lachen. Hun ogen twinkelen terwijl zij dansend mannenvolk aanschouwen. Ook zij kijkt en hoopt gegrepen te worden door die ene blik. Maar geloven doet zij niet. Wel in zichzelf, maar niet in gevonden worden.
Ze draait zich om en vraagt om water. Hij ziet haar en toch niet. Ze bedankt de barman met een vrolijke lach. Haar spontaniteit en haar vriendelijkheid breken het ijs dat hij in haar glas deed. Ze keert hem de rug toe, met een open hart, genietend van degenen die zich mee laten nemen op melodieën die hen bespelen. Ze omarmt het leven, met beide armen, waarvan een per ongeluk de zijne raakt.
Haar stralende gezicht zegt welgemeend sorry. Hij kijkt haar aan, en nog een keer. Zijn rust valt haar op, maar geen woord komt over zijn lippen. Zijn hoofd knikt voor hem, alles is goed. Ze heeft zijn ongesproken woorden gehoord. Zij heft haar glas: ”Op het leven.”
Hij schrikt van zijn hart, van zijn hoofd, van zijn lichaam. De ribbeling van haar reflectie in zijn hand beweegt hem om op te staan. Van binnen, want van buiten staat hij, met beide benen op de grond. Zo is hij, geworteld als een boom waarvan de takken meebewegen met de wind. Zijn ogen nemen hem mee op reis, naar de ongekende landschappen van haar ziel. Haar stilte is doorweven met gevoel en avontuur. Puur is ze, zichtbaar en toch ook verborgen.
Zomaar ineens is ze zich bewust van zichzelf, maar ook van hem, zijn kracht en nederige zelfvertrouwen. Haar hart klopt in haar knieën, die week voelen maar daardoor sterk zijn. Vragen gaan haar voor terwijl ze voorzichtig haar gezicht naar hem toewendt. Zonder twijfel wacht hij, geduldig. Hij weet, als hij verliest raakt hij zichzelf niet kwijt.
Harten ontwaken terwijl muziek vervaagt. En even, heel even, wordt het stil.
Log in om te reageren.