Wijdbeens loopt de jongen door het zwembad. Zijn voeten staan naar buiten. Om het zwembad te bereiken moet hij langs tientallen ligstoelen. Witte ligstoelen bedekt met opblaaskrokodillen en handdoeken. Met zijn tenen stoot hij tegen de ligstoelen. Voordat hij het zwembad heeft bereikt moet hij toch zeker een stuk of acht stoelen hard hebben geraakt. Op de rand van het zwembad aarzelt hij even en kijkt daarna met zijn grote ogen richting het blauwe water. Hij slaakt een oerkreet en springt. Zijn grote zwembroek raakt het water, hij schreeuwt nog een keer. Zijn gekromde benen verdwijnen in het water, hij is nu helemaal onder water verdwenen. Heel het zwembad heeft gekeken hoe hij al voetstotend zijn weg had gevonden richting de rand van het bad, en nu kijkt men hoe en of hij nog bovenkomt.
Met een zelfde oerkreet stijgt hij weer op uit het water, zijn grote tong uit zijn mond. En nu valt het pas op; het zwembad wat eerst nog redelijk gevuld was met kinderen en bruinleren vrouwen, is leeg. De jongen heeft plezier in zijn eentje. Hij is de onvrijwillige koning van het zwembad. Er is niemand in zijn koninkrijk. Iedereen staat op de kant te kijken naar deze bijzondere jongen. De jongen met het snot uit zijn neus en zijn grote tong bungelend uit zijn mond. De mensen kijken naar de jongen als met een blik naar een vreemde. Hij is niet een van ons. Kinderen staren naar de jongen als naar een spookhuis op een kermis. Gefascineerd, maar toch met een lichte afschuw. Ik kijk ook. Ik kijk naar ik weet niet waar ik kijken moet.
Met een zelfde oerkreet stijgt hij weer op uit het water, zijn grote tong uit zijn mond. En nu valt het pas op; het zwembad wat eerst nog redelijk gevuld was met kinderen en bruinleren vrouwen, is leeg. De jongen heeft plezier in zijn eentje. Hij is de onvrijwillige koning van het zwembad. Er is niemand in zijn koninkrijk. Iedereen staat op de kant te kijken naar deze bijzondere jongen. De jongen met het snot uit zijn neus en zijn grote tong bungelend uit zijn mond. De mensen kijken naar de jongen als met een blik naar een vreemde. Hij is niet een van ons. Kinderen staren naar de jongen als naar een spookhuis op een kermis. Gefascineerd, maar toch met een lichte afschuw. Ik kijk ook. Ik kijk naar ik weet niet waar ik kijken moet.
Log in om te reageren.