Beste bovenbuurvrouw,
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het fijn vind na al die weken wat van u te horen. Nu hoorde ik u de afgelopen weken wel vaker, maar niet in de vorm van een e-mail in mijn inbox. Dat u mij in de eerste alinea al afdoet als een gefrustreerde gek zorgt er niet voor dat ik minder blij ben om een e-mail van u te ontvangen. Integendeel, uw e-mail zorgt er voor dat wij contact met elkaar kunnen hebben. Al is het in een vorm die ik niet beheers.
In de vierde regel, die nogal onsamenhangend overkomt, beticht u mij van - en dan citeer ik u voor de goede orde - "dat ik binnendring in uw privacy". Afgezien van het feit dat u met uw hysterische geschreeuw in mijn huis ook redelijk wat te zeggen heeft, vind ik het mooi dat u het woord binnendringen gebruikt. Voelt dat zo?
U schrijft dat, toen u de brief onder ogen kreeg, u wel twintig minuten heeft zitten huilen. U voelde u verkracht. Ik wil dat u uw woorden voortaan zorgvuldig gebruikt, al is het maar om ervoor te zorgen dat de glimlach van mijn gezicht verdwijnt, want dat is niet netjes in deze discussie. Opvallend is ook de toon van vijandschap die u, als uit een vaatdoek geperst vuil water, over de brief hebt uitgestort. Dit terwijl ik u alleen maar wilde helpen.
Genoeg over uw brief, maar niet voordat ik uw laatste zin heb geciteerd: "onderbuurman, ik hoop niet voor u dat ik u op straat tegenkom, en als dat wel zo is, zal ik niet schromen om u dood te rijden." U vervult mijn diepste wens. Een stuk of drie, vier mensen hebben gedreigd mij dood te maken in mijn nog jonge leven. Dat is niks nieuws, maar geen van allen sprak mij aan met "u". Nu weet ik waarop ik heb gewacht; de aangekondigde dood die mij met "U" aanspreekt. Ook vijandschap heeft een wapenstilstand nodig.
Onderbuurman Jos
Dit is een brief gestuurd aan mijn buurvrouw naar aanleiding van haar brief, die ze weer vanwege mijn schrijven (zie de column met de titel Verbaal Geweld) heeft gestuurd.
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het fijn vind na al die weken wat van u te horen. Nu hoorde ik u de afgelopen weken wel vaker, maar niet in de vorm van een e-mail in mijn inbox. Dat u mij in de eerste alinea al afdoet als een gefrustreerde gek zorgt er niet voor dat ik minder blij ben om een e-mail van u te ontvangen. Integendeel, uw e-mail zorgt er voor dat wij contact met elkaar kunnen hebben. Al is het in een vorm die ik niet beheers.
In de vierde regel, die nogal onsamenhangend overkomt, beticht u mij van - en dan citeer ik u voor de goede orde - "dat ik binnendring in uw privacy". Afgezien van het feit dat u met uw hysterische geschreeuw in mijn huis ook redelijk wat te zeggen heeft, vind ik het mooi dat u het woord binnendringen gebruikt. Voelt dat zo?
U schrijft dat, toen u de brief onder ogen kreeg, u wel twintig minuten heeft zitten huilen. U voelde u verkracht. Ik wil dat u uw woorden voortaan zorgvuldig gebruikt, al is het maar om ervoor te zorgen dat de glimlach van mijn gezicht verdwijnt, want dat is niet netjes in deze discussie. Opvallend is ook de toon van vijandschap die u, als uit een vaatdoek geperst vuil water, over de brief hebt uitgestort. Dit terwijl ik u alleen maar wilde helpen.
Genoeg over uw brief, maar niet voordat ik uw laatste zin heb geciteerd: "onderbuurman, ik hoop niet voor u dat ik u op straat tegenkom, en als dat wel zo is, zal ik niet schromen om u dood te rijden." U vervult mijn diepste wens. Een stuk of drie, vier mensen hebben gedreigd mij dood te maken in mijn nog jonge leven. Dat is niks nieuws, maar geen van allen sprak mij aan met "u". Nu weet ik waarop ik heb gewacht; de aangekondigde dood die mij met "U" aanspreekt. Ook vijandschap heeft een wapenstilstand nodig.
Onderbuurman Jos
Dit is een brief gestuurd aan mijn buurvrouw naar aanleiding van haar brief, die ze weer vanwege mijn schrijven (zie de column met de titel Verbaal Geweld) heeft gestuurd.
Log in om te reageren.