Blog
Ik als kind 20. Goed en fout
Door datingsite- en communitylid
aske
01-01-2019 21:10 | bekeken:
541 | funked:
3 | reacties:
2
In de tijd voor ik geboren werd was er een kerkscheuring die felle emoties binnen het dorp teweegbracht. Het ging er heftig aan toe. Dwars door families ging de scheuring. Mensen spraken niet meer met elkaar, verketterden elkaar. Ruzie tot op het bot.
Twintig jaar heb ik in dat dorp in Noord Groningen gewoond. Ik ben er geboren en opgegroeid, naar school, kerk, catechisatie en de meisjesvereniging gegaan. Ik kreeg er een vlijmscherp beeld ingegoten van de wereld om mij heen, met een onuitwisbare print over goed en fout. Vanuit het onderbewuste regeert die tweedeling nog steeds.
De mensen in het dorp bestonden uit goede en foute mensen.
Wij hoorden bij de goede mensen; wij stonden aan de goede kant. Daar had mijn vader zich hard voor gemaakt. Ten tijde van de scheuring had hij de goede keus gemaakt. Wij kregen die keuze met de paplepel ingegoten.
Naast de goede mensen waren er de foute mensen. Ze bestonden voornamelijk uit 'synodalen'. Ze hadden de verkeerde keus gemaakt en waren fouter dan de overige kerkelijken, de openbaren en de rooien.
Dat lijkt vreemd, maar ik begrijp het heel goed.
De scherpte van de strijd had ver-scheurende gevolgen.
In het gezin waarin ik ben opgegroeid werd nog een scheidslijn getrokken. Ook binnen de goede kant zaten randgevallen en degenen die een tv hadden.
Randgevallen deden water bij de wijn. Ze waren niet zo trouw in de kerkgang en ander kerkenwerk. Hun gedrag en ideeën waren onvoldoende rechtlijnig. Ze hadden soms een tv.
Een tv bracht de wereld binnen.
De wereld was gevaarlijk.
Wij hadden geen tv
Links naast ons in de straat woonde een gezin met 3 kinderen van onze leeftijd. Ze waren fout, want ze waren synodaal. Er waren 2 jongens van onze leeftijd en een stil meisje die zo oud was als mijn jongste zusje, ze heette Christine. Ze leek op een bewegingsloze porseleinen pop en ging naar een tehuis voor gestoorde kinderen.
Met de jongens mochten we soms spelen, maar liever niet.
Naast het foute gezin woonde een randgeval-gezin met tv. De kinderen waren dik, ze liepen altijd met snoep.
Daarnaast woonde een oude man met zijn dochter, die langzaam maar zeker een oude vrijster werd. Ze hoorden bij de goede kant, ze hadden geen tv en gingen op zondag 2 x ter kerke.
Aan onze linker kant woonde een oud synodaal echtpaar die elke middag na de warme maaltijd anderhalf uur ging wandelen. Goed weer, ander weer, overslaan hoorde er niet bij.
De buurvrouw heeft wel eens op ons gepast en de buurman had een hekel aan onze kat, omdat die altijd in zijn tuin poepte tussen de wortels en de prei. Hij keilde kluitjes aarde met onverwachte venijnigheid naar de kat, die dan maakte dat ze wegkwam
De buren rechts, ze waren fout maar ongevaarlijk (behalve voor de kat)
Ik kon niet zomaar bevriend zijn met meisjes van school. Ze werden gewikt, gewogen en veelal te licht bevonden. Vrijgemaakt was niet hetzelfde als vrijgevochten. Vrijgemaakt was zuiver en strak en binnen de rechte sporen. Dat gedrag werd van ons verwacht. We droegen lange rokken tot op de knie. Als we uit huis gingen krulden we de boord van de rok tot het een kort rokje werd, of we verkleden ons achter de graven op het kerkhof achter ons huis.
De kerkscheuring brak het dorp in stukken. Goed, fout, rand, openbaar en rood.
Maar er was een man in het dorp die probeerde de partijen te verzoenen, ten tijde van de scheuring de gemoederen te bedaren.
Die man was mijn opa.
Een vriendelijke man.
Ik heb hem nooit kwaad gezien.
Mijn opa ging vaak op bezoek binnen het dorp
Bij de goeden, de fouten, de openbaren en de rooien.
Maar die woorden gebruikte hij nooit.
Misschien zag mijn opa het verschil tussen goed en fout niet zo scherp