Wij waren thuis met z'n achten: vader, moeder en 6 kinderen, 5 meisjes en mijn broer.
Wij, vooral de 3 oudste meisjes, moesten meehelpen met huishoudelijke klusjes. Mijn moeder had daarvoor een rooster gemaakt. Bij toerbeurt moesten we na het eten afwassen, afdrogen of 'de kamer doen'. Wekelijks wisselde je beurt. Waarschijnlijk zat er een opvoedkundig aspect in: meisjes stoom je klaar voor het huishouden.
Een klusje voor mijn broer was: het zinkputje leegscheppen. Het zinkputje was de beerput van de keuken waarin het bezinksel van de afwas en ander aanrecht-afval in achterbleef. Af en toe moest de brut eruit geschept en dan vond mijn broer dat ik hem moest helpen. Ik deed het graag. Er zat blauwzwart slijk in en het stonk enorm als we daarin gingen roeren en scheppen. We kwamen onder de zwarte smurrie te zitten. Een kliederboel en dat vonden we leuk. De tuinslang kwam erbij om alles weer schoon te spuiten. Dan deden we elkaar gelijk ook even.
Van huis uit werden ik en mijn zussen dus geprepareerd voor het voeren van een gesmeerd lopende huishouding. Ordelijk en volgens een bepaald patroon. Bij mij is dat mislukt. Misschien zit het niet in mijn aanleg, misschien sloot de overdracht niet aan. Ik kon het vroeger niet en nog steeds weet ik niet hoe ik mijn huis moet doen. Dus doe ik het niet en ik zie geen verschil met wanneer ik het wel doe

Ooit schreef mijn moeder daarover aan haar zus. Die zus had in de oorlog een Canadees aan de haak geslagen en was daarmee naar Canada gegaan. In de loop van 15 jaar hadden ze een regiment Canadese nichten en neven op de wereld gezet. Ik kende ze van toegestuurde foto's. Het waren kleurenfoto's, bij ons had je die toen nog niet. Mijn tante stuurde ook pakketten vol sieraden, vooral heel veel kettingen. Die legde mijn moeder dan in de kast op de overloop. Af en toe droegen we er een. Uit plicht, mooi vonden we ze niet.
Mijn moeder schreef haar zus over gebeurtenissen in haar leven. Dus schreef ze vooral over ons, de kinderen. Ze schreef over leukigheidjes, zorgen en andere bijzonderheden. Over mij schreef ze: 'ze ziet het werk niet, als ze moet opruimen zegt ze: wat moet ik dan doen? Het is toch goed zo?'
Toen ik later die brieven las, was ik trots op mijn jeugdige inzicht.
Na het eten moesten we afwassen. Mijn zussen beweren daarover dat ik altijd na het eten naar de wc ging. En altijd als de afwas en de afdroog klaar waren kwam ik weer opdagen. Alsof ik opzettelijk mijn taak ontdook. Ik weet van nix. Waarschijnlijk was mijn blaas actief na het eten. Dat is heel goed mogelijk na de maaltijd.
En verder doe ik het af als familielegende. Daar wilde ik graag mijn bijdrage aan leveren
Op de foto kun je zien dat ik in ieder geval op die bewuste zondag stond af te drogen naast mijn afwassende zus in een authentieke retrokeuken.