Blog
Ik als kind 5. Het Abattoir
Door datingsite- en communitylid
aske
23-11-2018 11:06 | bekeken:
506 | funked:
3 | reacties:
5
Ooit kraamde mijn moeder in het gezin waarin Jantje geboren werd. Daar leerde ze mijn vader kennen, hij was bevriend met de familie. Toen ze trouwde, zelf kinderen kreeg, hielp Jantje in het gezin van mijn moeder. Ze deed wat huishoudelijke klusjes en paste op de kinderen, op mij dus.
Aan het einde van onze straat was Het Station. Zo heette het gebouw nog steeds, maar er kwam geen trein meer. Voor de oorlog lag er een spoorlijn naar de stad. Je kon er kaartjes kopen aan een loket en op het perron wachten tot de trein kwam. In de oorlog echter lieten de Duitsers de ijzeren rails losbreken en naar Duitsland wegvoeren, vanwege het ijzer dat ze goed gebruiken konden in de oorlogsindustrie.
Het Station stond er daarna wat verloren bij zo zonder spoorlijn en trein. Een groot wit gebouw met een hoge punt. Het werd inmiddels bewoond en er waren kantoren in gevestigd. Naast Het Station stond een wit huisje die bij Het Station hoorde; het werd gebruikt voor andere zaken.
Als we naar het zwembad wilden moesten we langs Het Station. In Het Station woonden mensen met een hond. Die hond rende soms achter ons aan en dan renden wij heel hard weg, want anders zou die hond ons opeten. Het was een gevaarlijke hond, wij wisten zeker dat hij zou bijten als hij ons te pakken kreeg, maar omdat wij zo hard konden rennen lukte hem dat nooit.
Nu hadden wij haar met staartjes en vlechtjes en strikken. Toen we es een keer heel hard wegrenden verloor ik een strik. De hond greep mijn strik en at die op. Het was een rode strik. De hond zag er uit als een hond met bloed in zijn bek.
De vrouw die in Het Station woonde is toen bij ons thuis geweest om nieuwe strikken te brengen. Ze zei dat de hond normaal nix deed en gaf als troost meters lint om strikken van te knippen. Wij waren toen best blij dat de hond onze strikken had opgegeten, want de strikken van de vrouw van Het Station waren mooier dan de strikken die wij normaal droegen
Op een dag wandelde Jantje met ons de straat uit. We gingen naar het witte huisje naast Het Station om daar es een kijkje te nemen. Mijn zusjes, ik en Jantje stonden voor het huisje door het raam te kijken. Er werden dieren geslacht. Ik kon het niet goed zien, omdat ik klein was. Toen tilde Jantje me op. Ik zag dieren die aan haken aan het plafond hingen. Ze waren dood. Geslacht en gevild hingen ze aan het plafond. Er waren messen en bloed en dampend vlees. Ik kon het goed zien. Overal was bloed. Op de vloer lag bloed. Er was een tafel vol bloed en een man met een schort vol bloed. Hij sneed in de dieren. Ik keek. Ik draaide en kotste.
Ik weet het nog.
Ik keek, ik draaide en kotste.
Vanwege het kotsen ging Jantje weer met ons naar huis. Ik kon toen niet eten en 's nachts kon ik niet slapen.
Het was een klein wit huisje. En binnenin dat witte huisje was rood bloed. Er waren dode dieren en een man met een mes en bloed op een witte schort.
Jantje vertelde ons dat het huisje 'abattoir' heette.