Ze heette Hilda en haar doopnaam was Jantje, dus noemden we haar Jantje. Dat vond ze maar nix en daarom deden we het juist. Zo werkte dat. Zoek de kwetsbare plek en druk erop. Kinderen zijn daar goed in, wij dus ook. Terwijl ze best leuk was en niet zo streng als de roomse zuster die mij dwong om melk te drinken waar ik van moest kotsen.
Jantje probeerde ons ook goede manieren bij te brengen. Toen ik es een ei brak omdat ik ermee ging rondlopen, en de resten stiekum weg wilde gooien, zei ze dat ik het tegen mijn moeder moest zeggen. 'Eerlijk zeggen, dan wordt mama niet boos'.
Dat klopte niet, bij mijn ouders werkte dat anders. Als ik iets fout deed kreeg ik meestal op mijn donder.
Want zo ging dat eraantoe bij ons. Als we iets deden wat niet mocht kregen we op onze donder
Ik weet nog dat mijn moeder een x op bed lag en mijn vader liep door het huis om op mij te passen. Ik gebruikte de vrijheid van moeder-op-bed om in de keuken een custardpapje in een kopje te maken. Als mijn moeder namelijk custardvla maakte veegde ik de resten van de koude mix met mijn vingertjes uit de bak en likte ze af. Dat vond ik lekker. Warme custard vond ik vies.
Dus met 'moeder-op-bed' greep ik mijn kans om zelf dat koude custardpapje te maken.
Maar mijn vader betrapte mij toen ik met het kopje achter de kachel dook. Hij wilde weten wat ik uitspookte en zei met lieve stem: 'wat heb je daar?' Ik vertrouwde hem niet en zei: 'nix, ik heb nix'.
Maar uiteindelijk won mijn vader en kreeg ik op mijn donder.
En dat weet ik nog goed: eerlijk-zijn en op-je-donder-krijgen is een 1-2-tje.
Dus zei ik tegen Jantje toen ik het ei brak: 'nee! niet tegen mijn moeder zeggen!'
En wat dat custardpapje betreft? Ik heb het uiteindelijk wel opgegeten, maar het was vies, mijn moeder's papje was anders, die was altijd lekker.
De buurvrouw had walnoten. Van die grote bruine walnoten. Ze lagen in een bakje in de keuken. Wij hadden geen walnoten. Ik was een klein kind en wist nix van walnoten, maar ik wilde zo'n walnoot, dus stak ik een walnoot in de zak van mijn jas. Toen ik thuis kwam zei mijn zus: 'ze heeft een noot gepakt'. Dat vond ik heel stom van haar, dat ze dat vertelde. En mijn vader zei: 'je moet de noot terugbrengen.' Dat durfde ik niet. Ik werd er bang van. Strax wordt de buurvrouw heel boos en eet ze me op. Mijn vader ging toen met mij de noot terugbrengen. Ik wilde de noot stiekum terugleggen in de bak met andere noten, maar mijn vader zei tegen mij: 'vertel es, wat heb je gedaan?' Ik hield mijn mond stijf dicht en gaf de noot toen maar aan de buurvrouw.
En de buurvrouw werd niet boos, ze vond het niet erg en toen snapte ik het ook niet meer
Toen we es alleen thuis waren haalden we geld uit de portemonnee van mijn moeder die in het bovenste vakje van de kast lag. De buurjongens gingen met het geld naar de winkel en kochten er snoep voor. Opeens hadden we dus snoep die niet door mijn moeder of de buurvrouw gekocht was en daar wilden ze het fijne van weten.
In de achtertuin stonden mijn zus en ik, de buurjongens, mijn vader en moeder en de buurvrouw. Mijn jongere zusje en broertje stonden toe te kijken. Het leek op een rechtszitting, we werden streng ondervraagd.
Eerst wilden we niet zeggen hoe we aan het geld kwamen. Toen bedachten mijn zus en ik dat we ons broertje wel de schuld konden geven. Hij had geld gepakt, aan ons gegeven en de buurjongens hebben toen snoep gekocht.
We waren best verbaasd dat ze dat geloofden.
Toen werden ze boos op mijn broertje.
Het was de eerste x dat ik zo gemeen loog. Ik heb er lang last van gehad en dacht: nu weet ik hoe gemakkelijk liegen is, ik doe het vast nog es.
Dat wilde ik niet, maar ik dacht: het vlees is zwak

of een kinderversie daarvan
En toen deden we het vaker.