Blog
Zilver geluk III
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
15-12-2009 02:01 | bekeken:
982 | funked:
0 | reacties:
1
Hoe het kon wat ze met haar ogen aanschouwde had ze zich kort afgevraagd. Maar de majesteit van deze schepping voelde ze overal om zich heen. De hertebok keek haar aan met zijn diepe ogen, wijs maar met een totale openheid. Het was haar onbekend. Toen keek ze weer naar het wezen op de grond. Ze wilde vragen of híj het was geweest. Hoe ze hier gekomen was. Het scheen haar toe als een onzinnige vraag. De stem, in haar binnenste, bekend.
'Hij is hier opgegroeid. Maar nooit mens geworden. Hij vertrouwt ze niet. Dus komt hij vaak bij ons.'
Ze begreep het niet. En ze durfde het slechts te mompelen. 'Wie bent u?' Het hert naderde haar tot vlakbij en streelde toen met zijn nek haar gezicht. 'Zijn leraar, zijn broer, zijn vader en zijn hart. Maar alleen zo kan ik hem bereiken. Zo heb ik hem ook gemaakt en voor een deel is hij zo geslepen. Hij nam helaas afscheid van teveel. En dus ook een deel van hemzelf.'
Weer keek ze naar wat eerst een jongen leek. Langzaam aan zag ze een man. De schemering trad in, gaf een schaduw over zijn gezicht en zijn plooien. Ze vroeg zich af of hij haar bij het hert gebracht had. Deze ging achter haar door zijn benen en legde zich neer. Met zijn hoofd duwde hij haar zachtjes tegen zich aan. Ze voelde een heerlijke warmte. De mist kwam opzetten en gleed over de man heen. Zijn mond en neus in, wreef over zijn ledematen. 'Wat gebeurt er toch met hem?'
In haar hoofd en in haar hart vertelde de hertebok langzaam over de wolf en zijn leven. Hoe en waar hij geboren werd, hoe hij als kleine jongen naar het bos was gevlucht. Waar zijn leven uit had bestaan, kleuren maar altijd bij nacht, hoe hij 's nachts had gehuild naar de maan. Het hert beschreef de eenzaamheid, de verstening en hoe de wolf elke nieuwe maan verder was veranderd. Hij beschreef haar de vallen waar hij in gelopen was, de pijn. Hoe hij altijd weg wist te komen, of als dat niet kon, zijn tanden. Altijd zo ver weg als hij kon, van de mensen. Het was, volgens de hertebok, tijd om de wolf weer te maken naar Zijn beeld. 'Ik maak hem nieuw.'
Ze dacht aan het moment dat ze had geloofd dat hij haar zou doden. Het laatste moment van haar leven. Hij was zo dichtbij gekomen. Te dichtbij. Ze had het licht in zijn ogen gezien en bedacht, dat ze gevangen in angst, slechts een ijskoude waarneming van zichzelf had gezien. Zo hoorde ze dat hij haar naar deze plek vervoerd had, nadat ze het bewustzijn had verloren. Dat hij had gehuild in de nacht, totdat een kraai naar de hertebok was gevlogen en hem het nieuws had verteld. Heugelijk nieuws, wat de hertebok had doen opspringen en doen haasten.
Ze vroeg zich af wat het kon zijn. En ze kreeg antwoord. Het werd haar ingegeven dat de wolf vond dat ze bij hem hoorde. Dat hij had gehuild, omdat hij niet bij haar kon zijn als man. Ze voelde tranen van binnen, toen ze langzaam de mist van hem zag wijken en hij voor haar lag. Ze vroeg zich af of het kon. Hoe het kon. Weer fluisterde de hertebok, elke vraag van haar kreeg antwoord. Toch twijfelde ze, aan zichzelf, aan hem, aan hoe het moest gaan. Toen bracht de hertebok zijn hoofd naar voren en blies in de neus van de man. De maneschijn leek hem te doen ademen. En opeens werd ze overvallen door een heerlijke moeheid. Zo dreef ze weg terwijl ze hem zag ademen.
Voor het eerst.