Blog
'Even over onze vriendschap'
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
17-05-2009 17:51 | bekeken:
1147 | funked:
0 | reacties:
1
Het is alweer een tijdje terug dat wij elkaar spraken. Ik had hem namelijk goed kwaad gemaakt. Geen spijt, dat niet. Soms maak je iemand kwaad met de bedoeling het goede te doen. In werkelijkheid overkomt ieder mens dat veel vaker dan hij zelf begrijpt. Bovendien ben ik niet gauw onder de indruk van boze wezens. Te vaak en ten onrechte denken mensen dat boosheid indruk maakt op iemand als ik. Vaak ook hebben ze het te laat door. De tijd die het nodig heeft voor mensen om helder te maken wie er de broek aan heeft duurt vaak lang. In mijn geval, is het vaak binnen twee tellen duidelijk.
Zo ook deze keer. Ik werd gesommeerd te komen. Hoewel me dat aanvankelijk tegen de borst stuitte, verving ik de emotie al gauw door de regels van het spel. Zo gaat dat. Heb je eenmaal je 'wings' verdient, dan moet je bereid zijn offers te brengen. Weinig mensen hebben door dat zelfs een traan een betaling kan zijn in plaats van een emotie. Deze mensen hebben vaak weinig meegemaakt in het leven en denken meestal aan hun eigen belangen. Het soort mensen dat lyrisch over kindsoldaten getuigt en de noodzaak om geld naar Afrika te sturen haast als een sociale verplichting ziet. Terwijl de al jaren te veel drinkende buurman alleen maar als een asociaal figuur wordt bestempeld. Mensen die denken dat hun ticket naar de hemel bij het reisbureau afgehaald moet worden.
Terwijl ik kom aanlopen zit hij daar al, op de pier. Met een kratje bier. Wijn drinken we niet als we bij elkaar zijn. Want er zit een Geest in de fles. Eentje die hij er niet uit wil laten. Ik wel, maar ik respecteer zijn kijk erop. Hij wil er niet van horen. Daar wilde hij het denk ik over hebben. Maar dat weet hijzelf nog niet.
Oom Lucifer. Hij heeft er al een paar op, zijn hoeven hangen in het water. Ik ga zwijgend naast hem zitten, maak er één open voor mezelf. 'He dude...', zeg ik. Hij snuift. Om te laten weten dat ik even niet in een heel positief daglicht sta wat hem betreft. Hij heeft dan ook iets tegen licht. Ik heb er over gedacht om een andere naam te nemen. Lucius Verus. Dat ik tegen hem zou kunnen zeggen, dat ik naar mijn Vader vernoemd ben. Maar ook naar mijn oom.
'Hoe is het met hem?', verbreekt hij de stilte. Ik neem eerst rustig een paar slokken, trek mijn schouders op en leun een beetje achterover. Om te laten weten dat ik niet onder de indruk ben van zijn frustratie. Dan schraap ik mijn keel en lanceer een welgevormde groenbruine kikker het meer in. 'Ja, echt goed. Hij gaat met sprongen vooruit.' We hebben het over iemand uit Amsterdam.
'Je weet wat ik doe met mensen die mij tegenwerken, toch?', is zijn repliek. Ik kijk uit over het water en zoek naar een oude bekende. Ik weet dat hij ons ziet, maar ik kan hem niet ontwaren tussen de bomen. 'Ja, je bied ze een arbeidscontract aan.' Hij weet beter dan mij te bedreigen. Desalniettemin zien zijn horens er dreigender uit, terwijl hij zijn hoofd naar mij omdraait. 'You can't win 'm all, uncle.'
Maar hij zwijgt, zegt niets terug. Dan zie ik hem zijn hoofd schudden terwijl hij weer voor zich kijkt. Ik krijg een klap van een grote klauw op mijn rug. 'Goed dan...', zegt hij: 'Deze win jij.' Ik bedenk me, dat er veel meer zijn die hierbij hebben gewonnen. Dat is het mooie met naastenliefde. Iedereen is een winnaar. Ook hij kijkt naar de bosrand. Hij weet dat ik nooit alleen ben. Hij weet ook wat er gaat gebeuren, als hij ook maar één haar op mijn hoofd krenkt. Met alle macht die hij heeft, lijkt het mij inderdaad frustrerend als er regels opgesteld zijn. De afspraak tussen de eigenlijke Supermachten. En ik ben als Vasilij Archipov. Een strategisch geplaatste zeloot.
'Even over onze vriendschap...', begint hij weer. Ik kijk hem aan en weet wat hij gaat proberen. Het mooie is dat hij hier met de creditkaart van iemand anders betaalt, maar gelooft dat ik niet doorheb wiens naam er op die kaart staat. 'Ik mag jou net zo goed als jij mij mag, maar als je me blijft dwarsbomen heb ik niet veel behoefte om dit voort te zetten.', vervolgt hij.
Ik antwoord dat vriendschap iets is wat door dik en dun gaat. Dat er geen prijskaartje aan te hangen is. Hij fronst zijn wenkbrauwen, inktzwart. Ik vertel hem dat ik hem nooit heb willen dwarsbomen, maar iemand anders heb willen helpen. 'Dat is wat ik doe.', zeg ik. Hij trekt de wallen onder zijn ogen aan. De twee zakjes trekken zich strak, met uitzondering van een aantal plooien. 'Ik had je nooit uit het oog moeten verliezen...', mompelt hij. Ik geef hem een klopje op zijn rug. 'Is een probleem van jou. Op het moment dat je iemand denkt te hebben ben je uitgespeeld. Dan laat je de persoon liggen. En er wordt altijd wel iemand langs gestuurd die hem overeind helpt.'
Hij hoest. Zijn nagels krassen over het bierflesje, ze lijken van iets gemaakt te zijn. Iets dat tussen eikenhout en ivoor zit. 'Ik heb deze slag verloren, maar ik zal deze oorlog niet verliezen...' Ik neem maar een flinke slok. Ik moet kiezen uit teveel antwoorden die in mijn hoofd opdoemen. 'Krab de schil van een leugenaar, dan vind je een dief.', besluit ik. Een grom klinkt naast mij, hij draait zijn schedel naar me toe en laat zijn tanden zien. Ik kijk hem aan. 'Nee oom, die laatste oorlog laat nog even op zich wachten. En jij bent de laatste die deze te vroeg wil ontketenen zou ik zo zeggen.' Zijn ogen knijpen zich samen, en een geluid komt uit het diepste van zijn lijf. Alsof er een roedel wolven in zijn buik een prooi verscheuren. Twee zwarte vleugels slaan open en met drie slagen is hij verdwenen in de mist.
Ik loop de pier af. Daar wacht iemand op me. Een oude vriend, een hertebok. Hij kijkt in de lucht, dwars door de mist heen. Er heerst een aura van autoriteit om hem heen. Hij is dan ook de heerser van dit gebied en wij waren zijn gast. Ik kijk hem aan en hij kijkt terug. Alles is zoals het hoort te zijn. 'Mijn oude vriend.', zeg ik: 'Weet jij waar vriendschap op gebaseerd is?' Hij wappert met zijn oren en kijkt achterom, naar het bos. Ik knik. 'Weet je waar God is?' Er ligt een steen aan de waterkant. Hij schraapt er met zijn poot over. Uiteindelijk lukt het hem de steen ondersteboven te krijgen. Wat kleine insecten schieten weg, op zoek naar een beschutte plek. De bok heft zijn hoofd op en kijkt me aan. Ik knik en bedank hem voor zijn gastvrijheid.