Blog
Genade
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
08-04-2009 16:51 | bekeken:
918 | funked:
0 | reacties:
1
Het is zo vaak dat het zo begint. Iedere keer weer hetzelfde, dus je zou kunnen zeggen 'er was eens'. Toch gaat het nooit vervelen. Niet dat ik pretendeer het beter te weten, neen, ik geef toe. Ik herhaal het slechts op een andere wijze.
Maar ik zat er wel. Sommige mensen houden van solidariteit. Ik houd wel van mensen, maar dan vanuit sollitude. Het is geen Nederlands woord, maar ik heb er een excuus voor. Ik doe namelijk mijn best om onze taal niet te laten uitsterven, dus ik breek de wet vanuit ethiek. Dat maakt mij een man. Ik mag namelijk alles wat een man kan. Wie meer doet is geen man.
Ik had het een beetje gehad met het meer. Tenminste, voor nu. Bovendien begint dat bier elke keer te vervelen, dus ik koos voor een flesje rode wijn. Mijn knapzak opgepakt, mijn meisje een kus gegeven en gezegd dat ik deze week even niet op deze planeet zou zijn. Figuurlijk gesproken natuurlijk. Ze keek me aan van onder die wenkbrauwen, die de schaduw van haar bedenkelijkheid weergeven, maar ze is toch zo goed om de kus te beantwoorden. 'Ik zie je wel weer verschijnen.' Een vrouw die begrijpt dat een man soms op pad moet is een heerlijkheid. Een vrouw die haar man op de bank laat slapen, te laat.
Maar daar zat ik dus. In mijn blote bast, bovenop die sneeuwtop. Als ik u vertel welke berg het is, gelooft u mij toch niet. Dus dat laat ik maar even achterwege. De rest zal u namelijk wel van me aannemen, waaruit u mag concluderen hoe het met u gaat.
Zo af en toe een koude bries. Maar daarvoor ga je hier ook wel een beetje naartoe. Ik had de fles geopend naast me staan. In de hoop dat deze op kamertemperatuur zou blijven. Hoop doet leven. Het klappen van vleugels achter me. Dan voetstappen, in de sneeuw, wat ik een heerlijk geluid blijf vinden.
'Val niet over je vleugels...' Zeg ik zonder me om te draaien. Een rijzige gestalte staat achter me. Ik hoor het geklingel van twee schalen. Koper zo te horen. En ik voel een warmtebron, anders dan de zon. 'Gabriël, mijn oude vriend...', mompel ik. Twee vleugels spreiden zich, worden glad gestreken en gevouwen. Een stralend wezen, neemt plaats naast mij in de sneeuw, die grijs bij hem afsteekt. 'Hoe is het met onze jonge leerling?'
Mismoedigheid overvalt me. Ik kijk opzij. Zijn zwaard staat in de sneeuw gestoken, de vlammen zijn gedoofd. De schalen en de ketting waaraan ze hangen rusten op de sneeuw. Ik kijk hem aan. Al vanaf dat ik een kleine jongen was heeft hij mij altijd onderwezen. 'Je weet het wel Gabriël, net zoals je weet dat zowel ik als jij hier op deze plaats geen toeval zijn.' Een glimlach op zijn stralende gezicht. Er is geen twijfel of verwondering in te bespeuren. Alleen maar genoegen. 'Dus je bent tegenwoordig ook in de leer bij een andere meester, is het niet?'
'Weet je nog toen ik klein was, wat er allemaal gebeurd is?' Hij knikt en zijn gezicht wordt ernstiger. Hij kijkt even naar boven. Vervolgens beschrijft zijn blik de wijdde omgeving. 'Ik hoef je er niet aan te herinneren, dat daar waar Hij niet is, ook geen rechtvaardigheid kan zijn.' Ik knik, maar hij en ik weten dat ik dat niet bedoelde. 'Weet je nog dat ik vroeg om wijsheid en zwoer hem te dienen?' Zijn linker vleugel slaat open en een drietal veren strijken over mijn gezicht. 'Ja, Wij Allen weten dat nog. En Wij Allen besloten ook die belofte aan te nemen. Herinner jij je die droom nog, toen je tien was?' Ik zeg niets, maar denk na. Het was de eerste keer dat ik Gabriël zag. 'Ik weet het nog.'
Hij pakt de twee schalen uit de weegschaal en geeft er één aan mij. Ik pak de rode wijn en schenk ons in. 'Laat ons niet meer spreken, maar samen denken.', zegt hij en neemt een slok. Ik volg zijn voorbeeld. Soms voel je het, een stroom van warmte, gekruid met allerlei heerlijkheden en lieflijkheden. Een antwoord op de vragen die je hebt, waardoor alles weer in zijn serene perspectief wordt teruggezet. Zo ook bij deze dronk. Ik moet daar op die berg één van de gelukkigste momenten van mijn leven beleefd hebben, terwijl ik vraag: 'Ik dacht dat we mijn wijn zouden drinken.' Maar soms weet je net voordat je het laatste woord hebt uitgesproken al wat de ander zal zeggen. 'Sinds wanneer is het jouw wijn?', vraagt hij. Ik haal verontschuldigend mijn hand op. 'Nederigheid, jonge leerling, nederigheid!', vervolgt hij vermanend, terwijl hij lacht.
Na enkele slokken meer, spreken we met onze hoofden, niet meer met onze tongen. Mijn ogen gesloten herhaal ik in mijn hoofd wat er allemaal mis ging. Jaren van mijn leven schieten voorbij. Naast alle emoties, is er één pinakel die in hoogte steeds toeneemt. Mijn toorn. Ik zeg hem, dat het op zijn beloop laten van onrecht meer onrecht creëert. Hij weet het, maar wijst erop dat oordelen niet aan mij is, dat ook oordelen onrecht creëert. Ik wijs hem erop, dat ik vanaf kleins af aan met trouw voor dat wat goed is ben opgekomen. Hij wijst erop, dat wijsheid moet groeien.
Uiteindelijk verbreek ik de stilte. 'Ik wil een zwaard!, vloek ik. 'Net zo één als jij!' Hij kijkt me vermanend aan, maar laat dan een kleine glimlach zien. 'Zodat je degenen die onrecht beoefenen te lijf zou kunnen gaan?' Ik zwijg maar. Hij grinnikt. 'Probleem met jou is, dat je dus binnen enkele dagen dat zwaard in je eigen lijf zou steken.' Ik trek mijn benen op, sla mijn armen over elkaar en grom de verte in. Het echoot.
Rustig spreekt hij weer. Vertelt over de eenheid en de afhankelijkheid. Hoe alles vanuit één is en hoe alles daarom één is. Over wat hij doet, maar hoelang er gewacht wordt om de kans tot genade te geven. Zodat er zo veel mogelijk gered kan worden. Dat het dragen van zijn weegschaal en zwaard noodzakelijk is, maar geen heldhaftigheid. 'Dat is waarom Wij besloten jou geen zwaard te geven. Jij kreeg andere dingen, waar jij jouw kracht mee uit kan oefenen.'
Ik adem in en adem uit. Hoewel ik weet dat hij gelijk heeft, wil ik dat het anders is. De puberale opstandigheid die elk mens eigen is. Dus ik laat het maar op me inzinken, met een mond als een streep en diepe duistere wenkbrauwen. Hij pakt het laatste restje wijn uit zijn schaal en giet het uit over de sneeuw. 'Dit is het zwaard.', zegt hij. De wijn maakt een rode vlek in de sneeuw, die zich langzaam een weg vreet door al het witte er omheen. 'Ga naar huis, op je bureau ligt iets dat je uit genade gegeven is van wat je uit genade gegeven is.'
Ik sta op, maar besluit niets meer te zeggen. Ik pak mijn knapzak op en marcheer de berg af. Halverwege krijg ik spijt. Ik draai me om en zie hem nog zitten. Ik zwaai maar even. Het duurt een tel, maar dan heft ook hij zijn hand op.
Het is vochtig om me heen als ik thuis kom. Een kikkerconcert klinkt uit de beek. Een zwak lichtje achter het raam vertelt dat er gewacht wordt. Ik sluip naar binnen, want het is al laat. Als ik in de huiskamer kom, zie ik haar sluimeren op de bank. Gelukkig maar, dat geeft me de kans om eens te zien wat er dan wel op mijn bureau geplaatst is.
Ik loop het kantoor in en doe het licht aan. De zee van papier is opgeruimd en geordend. Het bureau leeg en klaar om aan gewerkt te worden. Een heerlijk gevoel van comfort en zorg komt over me heen. Dan zie ik het liggen. Midden op het bureau, een klein houten doosje dat zorgvuldig is klaargelegd. Mijn naam staat in het hout gegraveerd. Ik leg mijn knapzak neer en loop er naar toe. Het doosje maakt een klakkend geluid als ik het open maak.
Een vulpen. Het is van hout, met gepolijste metalen deeltjes. Geen onzin, geen goud, of patronen of wat dan ook voor tierelantijnen. Gewoon mooi, simpel en sereen zoals het hoort te zijn.
'Dus Gabriël krijgt een zwaard en ik krijg een pen.', zucht ik, terwijl ik op mijn stoel neerplof. 'Goeie genade.' Met mijn hand ondersteun ik mijn hoofd, terwijl ik kijk naar het doosje. Ik peins een tijd lang. Wat is de sleutel en waarom?
'Vind je het mooi?', vraagt een stem achter mij. Twee slaapoogjes kijken me aan, leunend tegen de deurpost. 'Heel mooi.', zeg ik natuurlijk. Ze kruipt bij me op schoot. 'Gelukkig maar...' Zoals zo vaak met dingen die ze doet, begrijp ik totaal niet waarom. Maar dat komt meestal wel na een tijdje. Vroeg of laat valt het kwartje zogezegd.
Dicht tegen me aangekropen fluistert ze mijn oor: 'Ik las laatst het credo van Scotland Yard, toen moest ik aan jou denken.'
'De pen is machtiger dan het zwaard.'