Blog
Rode bok in de mist
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
31-03-2009 12:00 | bekeken:
1203 | funked:
0 | reacties:
2
Ik zou het kunnen omschrijven als een rokerslachje. Maar rokers lachen meestal niet om het leed van anderen. Hij wel natuurlijk. Zijn raffinement is bewonderenswaardig, bijna net zo divers als de onmetelijke domheid van mensen. De enige die het echter waardeert is hijzelf. Bijna ieder wezen dat in zijn buurt komt siddert van angst.
Toch zitten we weer eens bij elkaar. Tegenpolen trekken elkaar aan zegt men. Hij gooit zijn hoofd achterover en zijn gerekte schaterlach echoot over het water. Dit meer schijnen alleen hij en ik weten te liggen. Nog steeds ligt die oude pier er, die zich een honderd meter het water op begeeft. Het hout is rot en verweerd, maar het kraakt niet.
'Prachtig,' ,zegt hij en neemt een slok: 'Kijk het zit 'm juist in de kleine dingen.' Terwijl zijn ogen glunderen baad hij rustig met zijn hoeven in het water. Al een tijd lang ontstaat er een mist door, die zo met het ondergaan van de zon het omliggende dennenwoud lijkt te willen verzwelgen. Smoke on the water.
'Het mooiste zijn de mensen die denken niet vatbaar voor mij te zijn. Meestal gebruik ik ze al jarenlang, zonder dat ze het doorhebben. Hoe meer ik ze gebruik, hoe sterker ze overtuigd raken van het idee dat ze het goede doen. Ik zal je een voorbeeld geven.'
Zwijgend wacht ik de volgende anekdote af. Van binnen huil ik al een tijdje, ik ken 'm namelijk al langer dan vandaag. Hij komt altijd met succesverhalen, die hand in hand gaan met de ellende van anderen. Ik maak nog een biertje open. Dobberend aan een ketting hangt de krat in het water. Lekker koud zo, maar de kilte van de afkoelende atmosfeer begint langzaam op te komen. De eerste concerten van krekels en kikkers beginnen. Een crescendo, waarin enkele spelers nog aan het stemmen zijn.
'Ze was nog jong toen, een jaar of 20. In die tijd was het experimenteren met allerlei fysieke geneugten bijna een deugd. Zie je, hun ouders en de ouders van hen ervoor, hadden zichzelf in een korset van angst en smakeloosheid geduwd. Natuurlijk als gevolg van mijn kunsten met de kerk, daarvoor. Maar het was zo verstikkend gaan werken dat zij en haar vriendinnen net als velen van die generatie compleet van hun ouders los raakten. Logisch natuurlijk, het enige wat ze aan muziek mocht luisteren was Bach, het leven speelde zich binnenshuis af en te hard lachen was mij verzoeken. Het is een mooi systeem hoor, het extremisme van enkele dienaren van mij, is de ideale kweekgrond voor de misère en holheid die mensen uit dat milieu zo snel mijn kant op doet rennen.' , en ik hoor een slok letterlijk in zijn keel gegoten worden. Ik zie hem even zijn adem inhouden, vervolgens de druk van het koolzuurgas verzamelen. Ik verwacht een donder die over het water ketst, maar in plaats daarvan weet hij de druk kunstig door zijn keel te persen. Hij blaat als een lam. Ik grinnik en hij schiet in zijn piepende rokerslachje. Ik moet hem verbaasd aangekeken hebben, want wijzend met zijn vinger rolt hij bijna voorover het meer in. 'Je had je gezicht moeten zien!'
'Maar goed, maar goed, waar was ik... Oja, dus zij en een tweetal vriendinnen kwamen op het idee om met zijn drieën een huisje te huren in Amsterdam. Ze wilden uit hun kooien en nooit meer iets met hun gevangenbewaarders te maken hebben.',zegt hij terwijl hij me een ellenboog geeft met een overdreven knipoog. 'Dat lukte en het duurde dan ook niet lang of de meisjes leerden het één en ander aan 'alternatieve' geneugten kennen. Je kunt het ze ook niet kwalijk nemen. Ze kwamen uit een gemeente waar de zoutlooste figuren als voorbeeldig werden beschouwd. Je snapt dat die meiden het huwelijksleven met dergelijke figuren niet zagen zitten! Zo heeft Hij de vrouw sowieso niet gemaakt, er zit namelijk een behoefte aan vreugde in die wezentjes.'
Weer hoor ik die lach. Hij giet een aantal slokken bier naar binnen, terwijl zijn ogen branden van de binnenpretjes. Ik vraag me al langer af of het verhaal van de zondeval wel goed wordt uitgelegd. Hij vertelt het altijd zo, dat hij er geen schuld aan heeft, maar het slachtoffer is. Toch krijg ik steeds vaker het gevoel dat ik er zelf ook deel aan heb.
'Enfin, één van die meiden wordt verliefd. Ze komt via haar liefde, een gitarist, in aanraking met heroïne. Uiteindelijk verdient zij met haar lichaam het geld voor hem en haar. Hij stierf in een oude fabriek, waar ze woonden. Ze vond hem liggend in zijn eigen urine. Niet veel later is ze paranoïde geworden en sprong van een brug in de Amstel. Het was toen winter.'
Hij heft zijn vinger op. Terwijl de fles aan zijn lippen staat en hij een slok verwerkt legt een keelgeluid de nadruk op wat komen gaat. 'Doodongelukkig en de overgebleven twee zijn met slaande ruzie uit elkaar gegaan. De dood van hun vriendin en de onmacht, haar niet uit haar slopende situatie te kunnen halen heeft ze doen inzien dat er verkeerde keuzes gemaakt waren. De één is verwoed gaan studeren, de ander verhuisde naar een dorp, waar ze een gemeente vond.'
Hij haalt zijn neus op. Het verhaal steekt me nu al, ik weet welke richting het uit zal gaan. Dergelijke resultaten is hij altijd het meest mee in zijn nopjes. 'Goed, ze ervaart het daar heel anders, leert een lieve man kennen, iets ouder dan haar...' Hij maakt een wijfelgebaar met zijn hand en wiegt zijn kop. 'Nou goed, ze trouwt en krijgt kinderen.'
'Mooi voor haar.', onderbreek ik hem in zijn verhaal: 'Een slim iemand leert van zijn fouten, een wijs iemand van een andermans fouten.' Ik kijk naar de oranje zon, die langzaam gespietst wordt door de boomtoppen. Zijn hoofd draait zich naar mij toe en ik zet de fles aan mijn lippen. Ik weet dat hij zich ergert aan mijn opmerking van zojuist. Nu kijkt ook hij naar de zon en schiet weer in zijn rokerslachje. Hij maakt een gebaar, mijn opmerking wegwuifend. 'Hoe dan ook, haar dochters krijgen het verhaal van haar oude vriendin meer dan eens te horen. Meer dan eens krijgen ze uitgelegd hoe verkeerd het is om buiten het huwelijk met mannen te zijn. Het gebruikelijke steriele gebrabbel.' Ik schiet in de lach. Je hebt een talent voor het brengen van non-argumenten, of je hebt het niet. 'Dus die meiden worden ouder en krijgen hun sociale contacten. Op een avond komen zij en haar vrienden bijeen voor een avondje bijbelstudie. Daar is een introducé aanwezig, een jongen uit Amsterdam.' Ik hef mijn hoofd op en kijk naar hem. Nu raak ik toch echt geïntrigeerd. Hij merkt het en een sinistere glimlach kondigt zijn verkondiging van de overwinning aan.
'Onderwerp?', vraagt hij, doelend op de bijbelstudie. Ik doe een gok: 'Waarom jij zo jaloers bent op ons, mij in het bijzonder?' Hij knikt de opmerking weg met zijn hoofd. Ik had ook origineler moeten zijn. 'Seks voor het huwelijk.' Ik tuit mijn lippen, nu toch enigzins bekend met de richting van de stroming van het verhaal. Verhalenderwijs zal ik maar zeggen. 'De bewuste dochter van de bewuste moeder heeft op die bewuste avond het hoogste woord over hoe bewust een vrouw en man met hun 'tempel' horen te zijn. Dat de maagdelijkheid maar aan één persoon te geven is en dat het huwelijk alleen heilig is als beiden rein in het huwelijk treden.'
Ik frons mijn wenkbrauwen. Hij kijkt me schuin aan. 'Strekking van haar verhaal. Haar moeder had het er goed in gestampt. Ze wilde er zeker van zijn dat haar dochter niet dezelfde fouten maakte als zij en haar vriendinnen.' Ik haal begrijpend mijn hoofd op. Weer hoor ik zijn lachje. Zelfs het woord sinister kan dus misbruikt worden. 'Overtuigt van het feit dat ze haar studiegenoten moest hoeden voor mij dus. Echter, die introducé is als jongen opgegroeid in een tehuis. Zijn moeder was een junkie geweest, die het ziekenhuis uit was gevlucht na zijn geboorte. Ze zou overtuigt zijn geweest dat men haar wilde vermoorden. Ze is daarna verdwenen.'
Ik knik terwijl ik kijk naar de mist die steeds dikker wordt. Toch begint het helderder te worden.
'Die jongen heeft zeg maar geen leuke jeugd gehad. Regelmatig misbruikt in dat tehuis. Op allerlei manieren. Dus, je snapt het, niet meer in staat 'rein' in het huwelijk te treden.' Ik begrijp het spel van woorden. Het geblaat van een bakvis heeft toegeslagen als zwaardvis. 'En hij krijgt vervolgens uitgelegd waar hij dan wel staat in het leven. Hoe dan ook, hij bedankt de vriend die hem uitnodigde voor die avond, maar heeft de vriendschap niet veel later verbroken.'
Ik knijp mijn ogen samen, verstijf ietwat. Ik krijg een leeg flesje aangereikt. Dus maak ik er nog maar eens twee open. 'Koud?' vraagt hij me met zijn gezicht vlak bij het mijne als ik hem zijn pilsje wil aanreiken. Hij weet in mijn ogen te kijken, maar nooit mijn ziel te zien. 'Nee schat, ben toch bij jou...', knipoog ik terug. Hij grijnst, grijpt het flesje. Zijn nagels krassen over het glas. 'Waarom is de vriendschap verbroken?', vraag ik. 'Christen-extremisten.', antwoord hij. Het is me allemaal duidelijk en een zucht ontsnapt me. Aan de overkant van het meer doemt een getooide gestalte op aan de bosrand. De spiegeling van het laatste rode randje zon kleurt de hertenbok in surrealisme. Zijn oren wapperen, terwijl hij langzaam naar de waterkant loopt. Ook Lucifer ziet hem. 'Prachtig...', ontsnapt mijn lippen. Het dier brengt zijn hoofd naar beneden om te drinken. Het snuift boven het water, om zijn hoofd plots weer op te richten. Het ziet ons. Een tel later schiet er door heel zijn flank een golf als zijn spieren hem rechtsomkeer doen maken. Sierlijk maar bliksemsnel verdwijnt de rode bok in de mist.
'Wat doet die jongen nu?', vraag ik Lucifer. 'Werkt in Amsterdam. Speciale diensten, voor speciale dames en heren. Verdient goed.', mompelt hij, terwijl zijn ogen als een verveelde kat staren naar de plek waar het hert gestaan heeft. Uitgespeeld met zijn prooi. Zijn hoeven in het water. 'Hij rook je stinkpoten.', grap ik. Hij grinnikt mee. 'Speciale diensten dus... Hoe zou ik hem moeten vinden?' Verrast draait Lucifer zijn hoofd om. 'Dat wist ik niet van je...' Deze keer ben ik degene die de lach en het woord sinister misbruikt.
Het is donker geworden. Door de mist wordt het ene concert na het andere onze kant opgedragen. Ik sta op en klop hem op zijn schouder. 'Ik vond het weer lekker. Zelfde tijd zelfde plaats volgende keer?' Hij knikt. Terwijl ik langzaam de pier afloop, sluit de mist zich om mij heen. Hij roept me na: 'Val niet over die vleugels!' Ik hoor een lied door mijn hoofd en moet nadenken hoe het ook weer heet. Ik knip met mijn vingers. Lake of fire.
Een paar dagen later klop ik aan bij een herenhuis in Amsterdam. Een man doet open, met een glimlach terwijl hij gebaart dat ik kan binnenkomen. Een knappe man, gaaf gezicht, uiterst verzorgt, holle ogen. Terwijl de deur achter mij sluit denk ik een glimp van een bekende op te vangen. Ik neem aan dat het een hersenspinsel is. 'Eerst maar wat drinken?', vraagt hij. Ik neem het aan. In de kamer staan enkele heerlijke fauteuils. Ik neem plaats terwijl hij het licht dimt. Dan komt ook hij zitten. Hij kijkt me vluchtig aan: 'Voordat we verder gaan, het is 300 per uur.' Ik knik en leg het geld op tafel, onder een onderzettertje. Hij kijkt ernaar terwijl hij een slok neemt. Mijn maag draait zich om als ik denk aan wat deze jongen doet in zijn leven. 'Dan hebben we dat vast gehad.', glimlacht hij weer geforceerd, terwijl zijn hand een slap gebaar maakt.
Ik kijk hem aan. 'Ik wilde je graag eerst een verhaal vertellen...'
's Avonds laat kom ik thuis. Als ik de deur opendoe kijken twee bruine ogen me vanuit het donker aan. Tranen liggen op haar oogleden. Ik sluit de deur achter me en wil op haar toelopen. Ze gebaart me te stoppen. 'Ik ben gebeld door zuster Molensteen...', zegt ze. Ik kijk haar vragend aan. 'Broeder Molensteen was in Amsterdam vanmiddag. Jij blijkbaar ook.' Maar het dringt niet tot me door. 'Dat klopt lief, maar waarom huil je dan?' Dan schreeuwt ze het uit: 'Hij weet waar jij naar binnen liep!' Ik tuit mijn lippen. Ik knik naar haar terwijl ik mijn ogen sluit. Ineens weet ik weer waarom ik niet met haar naar de kerk wilde, maar na lang aandringen ben ik toch gezwicht. 'Dit krijg je ervan.', schiet me door het hoofd.
Ik kniel voor haar en kus haar been. Ik praat in het donker tegen twee huilende bruine ogen. Het duurt een tijd voordat ik mijn verhaal fluisterend heb gedaan. Als ik klaar ben zie ik haar borst een paar keer schokken, terwijl ze met een zakdoek haar neus afveegt. Dan gooit ze haar armen om me heen. 'Je struikelt nog eens over die vleugels van je.', fluistert ze in mijn oor, waarna ze haar lippen tegen mijn wang duwt.
Die zondag wordt er in de kerk nagepraat over de preek. Ik hoor achter mij een stem van een bekende. Ik draai me om en zie een gezicht de stoom afblazen van een kopje koffie. Zijn vrouw staat naast hem, bewegingsloos en met holle ogen, als altijd. Hij kijkt even op en knikt ter begroeting. Ik steek een vinger op als groet terug.
De koffie damt weer in zijn gezicht. Ik zie een rode bok in de mist. 'Smoke on the water...', zingt het door mijn hoofd. Waar rook is, is vuur. En ik hoor haar stem: 'Hij weet waar jij naar binnen liep!' Maar het was een speciaal adres. Voor speciale diensten. Een hand pakt de mijne vast. Ik draai mijn hoofd naar haar toe. 'Niet doen.', fluistert ze. 'Het gaat niet om hem.' Ik kijk haar aan, glimlach en kijk nog even naar een bepaald symbool dat ik veel te vaak tegenkom op een plaats waar het niet hoort. 'Heb je dan niet gehuild?' Ze knikt, haar hoofd gebogen. Dan kijkt ze me weer aan, bijt op haar lip. Ze slaat haar armen om mijn nek en kust me. Er wordt gefluisterd om ons heen. Een giechel kaatst van de muren. Ze laat me los en glimlacht. 'Kom, we gaan naar huis.' Als een kleine jongen wordt ik aan de hand meegenomen.