“Nee hoor! Da’s dus zo niet waar!”, roep ik tegen het artikel, en smijt het vrouwenblad van m’n huisgenootje in een hoek van de keuken. Want in dat verhaaltje beweert de miljoenste man dat vrouwen “ook wel wat interesse mogen tonen, stappen moeten ondernemen als zij iemand leuk vinden”. Ja doei! Dat zeggen ze dan wel, maar ondertussen willen ze dat helemaal niet. Zo dubbel zijn dudes daarin. Want:
Als ik – gewoon tijdens een college over de dorsolaterale prefrontale cortex - me zomaar afvraag: “Hee, hoe is het nu met N.?”, en hem sms met de vraag: “Zullen we één dezer dagen ergens iets drinken en bijkletsen?”… dan geeft hij of niet thuis, of “nee druk” zonder zelfs maar de moeite van interpunctie. Maar een maand later vindt ‘ie dan opeens dat hij de volgende dag langs moet komen, wil hij per se bij me eten. Zodat ik met m’n gebloemde HEMA-kinderparapluutje door de zondvloedregen fiets, op zoek naar man-food in plaats van wijvenhapjes. Terwijl ik eigenlijk 263 pagina’s tentamenstof zou moeten stampen, inclusief onbegrijpelijke diagrammen.
Of als m’n zusje – ha leuk! – iets gezelligs, iets feestelijks wil gaan doen met haar vriendje. Dan moet zij met drie Zeer Goede Ideeën komen – bijvoorbeeld optreden, bios of pizza - inclusief driestappenplan bij elk idee. Of nog liever, zeggen: “Morgen gaan we snowboarden.” Spontaan hoor. Maar als zij dat niet doet, dan vindt haar vriendje dat ze elkaar te weinig zien, dat ze niet voldoende vrouwkracht en vlieguren in de relatie steekt.
Zoals S., een vriendin van me, altijd zegt: “Er klopt niks van dat ‘ik sta open voor alles’ van jongens. Als ik relaxed een praatje aan wil knopen met een gast in de trein of in een café... gewoon uit gezelligheid en interesse... dan klappen ze dicht met een knal, of reageren ze zo verdedigend alsof je een hoogbejaarde poema bent!”
Dus, daarom het volgende besluit: Wij vrouwen doen voortaan niks meer. De dudes redden zich maar met hun dubbelheid. Wij steken geen sierlijke vinger meer uit. Wij zijn ijsprinsessen in een hoge ivoren toren. En die moeten ze maar zien te veroveren, al die prinsen op het witte paard... want anders verdienen ze ons niet.
Als ik – gewoon tijdens een college over de dorsolaterale prefrontale cortex - me zomaar afvraag: “Hee, hoe is het nu met N.?”, en hem sms met de vraag: “Zullen we één dezer dagen ergens iets drinken en bijkletsen?”… dan geeft hij of niet thuis, of “nee druk” zonder zelfs maar de moeite van interpunctie. Maar een maand later vindt ‘ie dan opeens dat hij de volgende dag langs moet komen, wil hij per se bij me eten. Zodat ik met m’n gebloemde HEMA-kinderparapluutje door de zondvloedregen fiets, op zoek naar man-food in plaats van wijvenhapjes. Terwijl ik eigenlijk 263 pagina’s tentamenstof zou moeten stampen, inclusief onbegrijpelijke diagrammen.
Of als m’n zusje – ha leuk! – iets gezelligs, iets feestelijks wil gaan doen met haar vriendje. Dan moet zij met drie Zeer Goede Ideeën komen – bijvoorbeeld optreden, bios of pizza - inclusief driestappenplan bij elk idee. Of nog liever, zeggen: “Morgen gaan we snowboarden.” Spontaan hoor. Maar als zij dat niet doet, dan vindt haar vriendje dat ze elkaar te weinig zien, dat ze niet voldoende vrouwkracht en vlieguren in de relatie steekt.
Zoals S., een vriendin van me, altijd zegt: “Er klopt niks van dat ‘ik sta open voor alles’ van jongens. Als ik relaxed een praatje aan wil knopen met een gast in de trein of in een café... gewoon uit gezelligheid en interesse... dan klappen ze dicht met een knal, of reageren ze zo verdedigend alsof je een hoogbejaarde poema bent!”
Dus, daarom het volgende besluit: Wij vrouwen doen voortaan niks meer. De dudes redden zich maar met hun dubbelheid. Wij steken geen sierlijke vinger meer uit. Wij zijn ijsprinsessen in een hoge ivoren toren. En die moeten ze maar zien te veroveren, al die prinsen op het witte paard... want anders verdienen ze ons niet.
Log in om te reageren.