Nietsvermoedend doe ik de deur open. In mijn blikveld doemt de gestalte van een jongeman op, met een aktetas in zijn rechterhand. Schuin achter hem sta jij. Jullie zullen niet veel ouder zijn geweest dan ik. Hij stelt zichzelf voor als Gideon; jij blijkt Mirjam te heten. Of ik ook ergens in geloof?
Het cliché wil dat beelden meer dan duizend woorden zeggen. Zo is het nu ook. Nog voor jullie me over jullie persoonlijke geloofsovertuiging hebben kunnen vertellen, weet ik al hoe het zit. Dat wil zeggen: ik weet precies welk etiket ik op jullie kan plakken. ‘Moet’, misschien. Ik weet het niet. Op de middelbare school heb ik van alles over jullie en jullie leer geleerd. Ik zou precies kunnen vertellen waar het aan schort. Ik zou in discussie kunnen gaan, maar doe het niet. Ik houd niet van discussies. Van ‘jullie’ en ‘ik’. Van…
Ik knik. Naar volle waarheid zeg ik dat ik christen ben. Dat moet genoeg zijn, en anders vraagt hij wel door. Ik heb al snel door dat ik in jou geen gesprekspartner hoef te zoeken. Jij houdt je mond. Durf je soms niets te zeggen? Ben je nieuw bij het genootschap? Heb je nog niet geleerd wat je moet zeggen als mensen weerwoord geven? Ben je er nog niet uit wat je zelf eigenlijk gelooft? Je bent vast niet zo’n spreker. Net als ik. Misschien ben je wel dichtgeslagen na het zien van de deuren met de mededelingen dat jullie niet welkom zijn.
Gideon schijnt niets tegen mijn geloof te hebben. Van horen zeggen, weet ik dat de leden van de oudere garde mijn antwoord niet zonder slag of stoot zou hebben geaccepteerd. In hun optiek zou ik vast en zeker een dwalende zijn geweest. En nu – nu geloven we in elk geval in een God. Jullie halen het welbekende blaadje ‘De Wachttoren’ tevoorschijn en wijzen op een viertal tekens op de voorkant. Wat mij betreft, had het evengoed Latijn kunnen zijn. Mijn gevoel houdt het op Hebreeuws. Wat er staat? ‘Jahweh’, gok ik. Bingo.
De jongeman vertrouwt me toe dat hij het jammer vindt dat veel mensen Hem niet kennen. Dat vind ik nou ook. ‘Kent u God bij zijn naam?’ en ‘Hoe krijg je een band met God’ lees ik op het tijdschrift en de uitnodiging voor een driedaags congres, die ik vrijblijvend aanneem. Het schijnt genoeg te zijn; jullie beschouwen het gesprek als beëindigd. Ik kijk jullie nog even na en doe de deur weer dicht. Nee, misschien staat hij wel op een kier.
Ik mag hopen dat je op een dag God leert kennen, als je liefhebbende en genadevolle vader.
In Jezus’ naam.
Het cliché wil dat beelden meer dan duizend woorden zeggen. Zo is het nu ook. Nog voor jullie me over jullie persoonlijke geloofsovertuiging hebben kunnen vertellen, weet ik al hoe het zit. Dat wil zeggen: ik weet precies welk etiket ik op jullie kan plakken. ‘Moet’, misschien. Ik weet het niet. Op de middelbare school heb ik van alles over jullie en jullie leer geleerd. Ik zou precies kunnen vertellen waar het aan schort. Ik zou in discussie kunnen gaan, maar doe het niet. Ik houd niet van discussies. Van ‘jullie’ en ‘ik’. Van…
Ik knik. Naar volle waarheid zeg ik dat ik christen ben. Dat moet genoeg zijn, en anders vraagt hij wel door. Ik heb al snel door dat ik in jou geen gesprekspartner hoef te zoeken. Jij houdt je mond. Durf je soms niets te zeggen? Ben je nieuw bij het genootschap? Heb je nog niet geleerd wat je moet zeggen als mensen weerwoord geven? Ben je er nog niet uit wat je zelf eigenlijk gelooft? Je bent vast niet zo’n spreker. Net als ik. Misschien ben je wel dichtgeslagen na het zien van de deuren met de mededelingen dat jullie niet welkom zijn.
Gideon schijnt niets tegen mijn geloof te hebben. Van horen zeggen, weet ik dat de leden van de oudere garde mijn antwoord niet zonder slag of stoot zou hebben geaccepteerd. In hun optiek zou ik vast en zeker een dwalende zijn geweest. En nu – nu geloven we in elk geval in een God. Jullie halen het welbekende blaadje ‘De Wachttoren’ tevoorschijn en wijzen op een viertal tekens op de voorkant. Wat mij betreft, had het evengoed Latijn kunnen zijn. Mijn gevoel houdt het op Hebreeuws. Wat er staat? ‘Jahweh’, gok ik. Bingo.
De jongeman vertrouwt me toe dat hij het jammer vindt dat veel mensen Hem niet kennen. Dat vind ik nou ook. ‘Kent u God bij zijn naam?’ en ‘Hoe krijg je een band met God’ lees ik op het tijdschrift en de uitnodiging voor een driedaags congres, die ik vrijblijvend aanneem. Het schijnt genoeg te zijn; jullie beschouwen het gesprek als beëindigd. Ik kijk jullie nog even na en doe de deur weer dicht. Nee, misschien staat hij wel op een kier.
Ik mag hopen dat je op een dag God leert kennen, als je liefhebbende en genadevolle vader.
In Jezus’ naam.
Log in om te reageren.