Haar ogen knipperden; haar lippen vergleden in een voorzichtige glimlach. Het stond er. Het stond er echt. Zwart op wit. Waarom had ze er altijd overheen gelezen? Wat maakte het ook uit. Ze kon niet wachten tot hij het zou lezen.
Ach ja, hij... Hij leek al tijden vergeefs op zoek te zijn naar de Wet tot behoud van geluk. De gehate tegenhanger kende hij maar al te goed. Als er iets fout kon gaan, zou dat ook - surprise, surprise - het geval zijn. Murphy's Law. Of nee, die hield in dát er altijd iets verkeerd kon gaan. De ellendige wetmatigheid die alles in het honderd liet lopen, heette... Geen idee. Maar hij wist genoeg. Meer dan genoeg. Teveel. Of juist niet.
Hij wist hoe hij kon luisteren. Hoe hij haar kon laten lachen. Ja, ze wist dat er meer achter die ogen schuil ging. Bomans had gelijk: humor was overwonnen droefheid. Dat wist ze maar al te goed. Voor zover ze het zich echt voor kon stellen, kon begrijpen. Oh, ze had een levendig inlevingsvermogen. Ze had fantasie, leek voor elk probleem een oplossing te hebben. Ze droomde vaak. Van haar toekomst. Van een betere wereld. Van...alles.
Ze staarde voor zich uit. De lucht betrok; de wind werd koeler. De zon verschool zich af en toe achter een paar donkere wolken, die niet veel later een flinke hoosbui lieten ontsnappen. Wat zongen Acda en De Munnik ook alweer? "Als dit het is, is dit het, en we zullen het wel zien. Lijkt alsof het regent als altijd. Maar het regent, en het regent." Ze lachte. "Zonnestralen".
De radio repte van een dramatisch verlopen Love Parade, een familiedrama en het noodweer, dat inmiddels een tweede leven had gekost. Hij voelde zich machteloos. Ha, hij voelde wat. Hij zou willen dat hij iets kon doen. Dat iemand - wie dan ook - iets op zou schieten met wat hij deed, met wat hij kon, met wie hij was. Life is what you make of it. Ja, hij probeerde er iets van te maken. Maar om te zeggen dat hij het ernaar gemaakt had...
Zij kon heerlijk vertellen. Als ze haar mond open deed, was het alsof alles er minder toe deed. Veel minder. Alsof alles vervaagde, verdween in een onzichtbare werkelijkheid. Alsof zij bij hem echt gehoord werd. Als zij zweeg, werden zijn gedachten als vanzelf in gesproken woorden omgezet. Hij las de woorden nog een keer. En nog eens. En nog... Kon het echt zo simpel zijn? Nee, het was niet simpel. Misschien had hij wel meer verwacht. Meer aanwijzingen. Meer antwoorden. Een kaart, een routebeschrijving - zoiets.
Het was genoeg. Het was meer dan hij had kunnen, durven vragen. Sommige stukjes zagen er beschimmeld uit. Anderen leken erg hard te zijn, of juist behoorlijk zacht. Nog even staarden ze naar hun rugzakken aan de oevers van de steeds sneller stromende rivier. Toen wierpen ze verwachtingsvol de schijnbare kruimels in de golven. Ze stonden op. Keken elkaar aan. Gingen op weg. Het leven... de toekomst tegemoet.
"Werp je brood uit over het water, want je vindt het later terug."
(Prediker 11:1)
Ach ja, hij... Hij leek al tijden vergeefs op zoek te zijn naar de Wet tot behoud van geluk. De gehate tegenhanger kende hij maar al te goed. Als er iets fout kon gaan, zou dat ook - surprise, surprise - het geval zijn. Murphy's Law. Of nee, die hield in dát er altijd iets verkeerd kon gaan. De ellendige wetmatigheid die alles in het honderd liet lopen, heette... Geen idee. Maar hij wist genoeg. Meer dan genoeg. Teveel. Of juist niet.
Hij wist hoe hij kon luisteren. Hoe hij haar kon laten lachen. Ja, ze wist dat er meer achter die ogen schuil ging. Bomans had gelijk: humor was overwonnen droefheid. Dat wist ze maar al te goed. Voor zover ze het zich echt voor kon stellen, kon begrijpen. Oh, ze had een levendig inlevingsvermogen. Ze had fantasie, leek voor elk probleem een oplossing te hebben. Ze droomde vaak. Van haar toekomst. Van een betere wereld. Van...alles.
Ze staarde voor zich uit. De lucht betrok; de wind werd koeler. De zon verschool zich af en toe achter een paar donkere wolken, die niet veel later een flinke hoosbui lieten ontsnappen. Wat zongen Acda en De Munnik ook alweer? "Als dit het is, is dit het, en we zullen het wel zien. Lijkt alsof het regent als altijd. Maar het regent, en het regent." Ze lachte. "Zonnestralen".
De radio repte van een dramatisch verlopen Love Parade, een familiedrama en het noodweer, dat inmiddels een tweede leven had gekost. Hij voelde zich machteloos. Ha, hij voelde wat. Hij zou willen dat hij iets kon doen. Dat iemand - wie dan ook - iets op zou schieten met wat hij deed, met wat hij kon, met wie hij was. Life is what you make of it. Ja, hij probeerde er iets van te maken. Maar om te zeggen dat hij het ernaar gemaakt had...
Zij kon heerlijk vertellen. Als ze haar mond open deed, was het alsof alles er minder toe deed. Veel minder. Alsof alles vervaagde, verdween in een onzichtbare werkelijkheid. Alsof zij bij hem echt gehoord werd. Als zij zweeg, werden zijn gedachten als vanzelf in gesproken woorden omgezet. Hij las de woorden nog een keer. En nog eens. En nog... Kon het echt zo simpel zijn? Nee, het was niet simpel. Misschien had hij wel meer verwacht. Meer aanwijzingen. Meer antwoorden. Een kaart, een routebeschrijving - zoiets.
Het was genoeg. Het was meer dan hij had kunnen, durven vragen. Sommige stukjes zagen er beschimmeld uit. Anderen leken erg hard te zijn, of juist behoorlijk zacht. Nog even staarden ze naar hun rugzakken aan de oevers van de steeds sneller stromende rivier. Toen wierpen ze verwachtingsvol de schijnbare kruimels in de golven. Ze stonden op. Keken elkaar aan. Gingen op weg. Het leven... de toekomst tegemoet.
"Werp je brood uit over het water, want je vindt het later terug."
(Prediker 11:1)
Log in om te reageren.