Paul van Vliet schreef ooit een liedje met bovenstaande tekst: er hangt een huilbui als een donderwolk in elk van ons. Ik weet niet of het echt zo is, of iedereen ten allen tijde zo’n groot verdriet met zich meedraagt, dat zich zomaar zou kunnen vertalen in een enorme huilbui, maar ik weet wel dat ik er zelf met enige regelmaat last van heb.
Ik loop niet wekelijks met tranen in mijn ogen, maar zo af en toe… dan moet ‘het’ eruit.Ik voel het vaak al weken van tevoren aankomen. Zo’n traag binnensijpelend gevoel van licht onbehagen. Dingen lopen net niet lekker, ik ben niet helemaal tevreden over mezelf, er kruipt wat spanning mijn systeem in die ik er niet zomaar meer uitkrijg. Het stapeleffect.
En dan is er een moment, waarvan ik vermoed dat meer vrouwen het kennen dan mannen, maar wellicht vergis ik me (word daar dan ook graag op gewezen: ongelijk hebben in deze is een pre) , dat de sluizen opengaan. Er gebeurt iets; iemand zegt iets, er valt iets verkeerd en ja, hoor. De tranen springen je spontaan in de ogen en dan is het gebeurd. Tenminste: als ik het toesta.
Ik ben niet het type dat spontaan in gezelschap in tranen uitbarst. Er mogen dan wel eens wat tranen over mijn wang rollen, in bijzijn van kinderen of vrienden, maar in snikken uitbarsten, zal me dan echt niet gebeuren. Dat doe ik in stille anonimiteit en gedoseerd. Ik denk er namelijk ook nog goed over na, voor ik toegeef aan zo’n uitbarsting van emoties. Komt er die avond niemand meer langs? Verwacht ik geen belangrijke telefoontjes? En hoe zit het de volgende dag? Moet ik niet om negen uur netjes verschijnen op een afspraak? Komt er geen vriendin langs die me onderzoekend en argwanend aan zal kijken? Nee? Dan is aan alle voorwaarden voldaan om me eens even flink te laten gaan.
De sluizen gaan open en ik zak stikverdrietig door mijn hoeven. Huilen doe ik bij voorkeur weggekropen in een donker hoekje met een kussen dat ik omarm, als surrogaat voor het medemens dat ik op dat moment niet in mijn buurt wil hebben. Bovendien heeft dit de functie van geluidsdemper en die heb ik ook nodig. De gedachte dat mijn buurvrouw de volgende dag komt vragen of het wel goed met me gaat, is niet zo aantrekkelijk, dus de herrie moet beperkt blijven.
Zakdoeken binnen handbereik en alle emoties mogen eruit. Je zou kunnen denken dat mijn wereld vergaat, want zo voelt het dan. Eventjes dan… Zo’n huilbui duurt bij mij een minuut of twintig. Flink huilen is vermoeiend, dus na die periode vind ik het wel weer genoeg. Soms blijven de tranen de hele avond nasijpelen, maar het gesnik is dan wel weer over.
Na een poosje verman ik mezelf, snuit mijn neus, dep mijn ogen met koud water en zie in de spiegel een vrouw die me met roodomrande, trieste ogen aankijkt. Nou zeg: kan het niet wat minder?
De schade wordt erger naarmate ik ouder word en dan vooral de volgende dag. Wakker worden met ogen die je bijna niet open krijgt, is al een slechte voorbode. In de badkamer word ik geconfronteerd met een trieste hondenblik. Mijn oogleden zijn drie verdiepingen gezakt; het is alsof mijn gezicht het vannacht opeens verloren heeft van de zwaartekracht. Opgewekt kijken, biedt geen enkel soelaas; dan zie ik eruit als een boerin met heel veel kiespijn. Ook make-up kan de schade niet echt verhullen. Ik moet het ermee doen vandaag.
Elke huilbui heeft zijn prijs, maar gelukkig ook zijn winst. Als iemand me vandaag onderzoekend aankijkt en vraagt hoe het gaat, kan ik welgemeend antwoorden dat ik kiplekker in mijn vel zit!
Ik loop niet wekelijks met tranen in mijn ogen, maar zo af en toe… dan moet ‘het’ eruit.Ik voel het vaak al weken van tevoren aankomen. Zo’n traag binnensijpelend gevoel van licht onbehagen. Dingen lopen net niet lekker, ik ben niet helemaal tevreden over mezelf, er kruipt wat spanning mijn systeem in die ik er niet zomaar meer uitkrijg. Het stapeleffect.
En dan is er een moment, waarvan ik vermoed dat meer vrouwen het kennen dan mannen, maar wellicht vergis ik me (word daar dan ook graag op gewezen: ongelijk hebben in deze is een pre) , dat de sluizen opengaan. Er gebeurt iets; iemand zegt iets, er valt iets verkeerd en ja, hoor. De tranen springen je spontaan in de ogen en dan is het gebeurd. Tenminste: als ik het toesta.
Ik ben niet het type dat spontaan in gezelschap in tranen uitbarst. Er mogen dan wel eens wat tranen over mijn wang rollen, in bijzijn van kinderen of vrienden, maar in snikken uitbarsten, zal me dan echt niet gebeuren. Dat doe ik in stille anonimiteit en gedoseerd. Ik denk er namelijk ook nog goed over na, voor ik toegeef aan zo’n uitbarsting van emoties. Komt er die avond niemand meer langs? Verwacht ik geen belangrijke telefoontjes? En hoe zit het de volgende dag? Moet ik niet om negen uur netjes verschijnen op een afspraak? Komt er geen vriendin langs die me onderzoekend en argwanend aan zal kijken? Nee? Dan is aan alle voorwaarden voldaan om me eens even flink te laten gaan.
De sluizen gaan open en ik zak stikverdrietig door mijn hoeven. Huilen doe ik bij voorkeur weggekropen in een donker hoekje met een kussen dat ik omarm, als surrogaat voor het medemens dat ik op dat moment niet in mijn buurt wil hebben. Bovendien heeft dit de functie van geluidsdemper en die heb ik ook nodig. De gedachte dat mijn buurvrouw de volgende dag komt vragen of het wel goed met me gaat, is niet zo aantrekkelijk, dus de herrie moet beperkt blijven.
Zakdoeken binnen handbereik en alle emoties mogen eruit. Je zou kunnen denken dat mijn wereld vergaat, want zo voelt het dan. Eventjes dan… Zo’n huilbui duurt bij mij een minuut of twintig. Flink huilen is vermoeiend, dus na die periode vind ik het wel weer genoeg. Soms blijven de tranen de hele avond nasijpelen, maar het gesnik is dan wel weer over.
Na een poosje verman ik mezelf, snuit mijn neus, dep mijn ogen met koud water en zie in de spiegel een vrouw die me met roodomrande, trieste ogen aankijkt. Nou zeg: kan het niet wat minder?
De schade wordt erger naarmate ik ouder word en dan vooral de volgende dag. Wakker worden met ogen die je bijna niet open krijgt, is al een slechte voorbode. In de badkamer word ik geconfronteerd met een trieste hondenblik. Mijn oogleden zijn drie verdiepingen gezakt; het is alsof mijn gezicht het vannacht opeens verloren heeft van de zwaartekracht. Opgewekt kijken, biedt geen enkel soelaas; dan zie ik eruit als een boerin met heel veel kiespijn. Ook make-up kan de schade niet echt verhullen. Ik moet het ermee doen vandaag.
Elke huilbui heeft zijn prijs, maar gelukkig ook zijn winst. Als iemand me vandaag onderzoekend aankijkt en vraagt hoe het gaat, kan ik welgemeend antwoorden dat ik kiplekker in mijn vel zit!
Log in om te reageren.