Als ik uit het keukenraam kijk, zie ik een bizar tafereel. Twee mannen struinen de containers af. Er hangt er één tot aan zijn buik in, dus ik heb zicht op twee onhandig bungelende benen. Blijkbaar ligt er in de diepte een vondst die hij niet wil mislopen…
Ik blijf even kijken, wat gegeneerd eigenlijk, omdat ik me verplaats in degene die daar zo druk bezig is en waarschijnlijk in de veronderstelling is, dat hij dat ongezien kan doen. Alhoewel. Het is nog helemaal licht. En echt moeite doet hij nu ook weer niet om onopvallend bezig te zijn.
Als zijn hoofd weer uit de container opduikt, herken ik hem als een buurman die hier om de hoek woont. Nu ik goed kijk, herken ik de andere als zijn zoon. Twee mannen die altijd samen op sjouw zijn, blijkbaar geen werk hebben, er uitzien alsof ze verslaafd zijn geweest en bijzonder weinig te besteden hebben… Een beetje armoedig, maar niet echt onverzorgd. De oudste is een man van mijn leeftijd, een joviale vent, die altijd een praatje maakt als je hem tegen komt, of een opmerking bij de hand heeft in het voorbijgaan. “Elke keer als ik je zie, ben je weer mooier!”, riep hij laatst naar me. Je kunt slechtere dingen tegen me zeggen, dat is een feit. Zijn zoon is een stille knul, die alle blikken ontwijkt en nooit iets zegt. Een wereld van verschil, die twee.
Ik doe een stap terug, probeer me te concentreren op de thee die ik aan het zetten ben, maar ik kan het niet laten om mijn ogen weer te laten afdwalen naar het stel buiten. Ze nemen de tijd. En inderdaad doen ze dat zonder enige gene, zonder blikken of blozen, zonder ook maar enige aandacht te besteden aan voorbijgangers die hen met verbazing gadeslaan.
Inmiddels staan er wat dingen bovenop de container uitgestald. Niet veel bijzonders. Een beeldje, een doosje, wat papieren. (Wat moeten ze nu met papieren?) De vader laat zijn zoon iets zien dat de vorm heeft van een afschrift en ze lachen beiden. Hij steekt het in zijn zak. Wat gebeurt hier? Mijn fantasie slaat op hol. Is het een rekening van een breedbeeldtelevisie en noteren ze het adres om er later een keer in te breken? Het zou zomaar kunnen, nietwaar? Toch past dit niet bij het plaatje dat ik heb van de aardige man, die me altijd breed grijnzend tegemoet komt op straat.
Na de grondige inspectie van het afval, stoppen de mannen hun oogst in een tas en vervolgen hun weg. Op naar de volgende container waarschijnlijk. Wat een leven! Het is dan geen betaald werk, maar ontspanning kun je het toch ook niet noemen. Hard werken voor weinig is dit in mijn ogen. Werk waarbij je alle valse schaamte af moet leggen, jezelf moet overwinnen, genoegen moet nemen met de afdankertjes van anderen.
Morgensterren is de naam van mensen die ’s morgens voor dag en dauw in zelfgekozen anonimiteit de straten afstruinen naar vondsten bij het groot vuil. Hoe zou je deze mensen kunnen noemen, die op klaarlichte dag ongegeneerd in de container verdwijnen? Een naam die het moeten overwinnen van alle valse schaamte waardig is?
Schatgravers misschien?
Ik blijf even kijken, wat gegeneerd eigenlijk, omdat ik me verplaats in degene die daar zo druk bezig is en waarschijnlijk in de veronderstelling is, dat hij dat ongezien kan doen. Alhoewel. Het is nog helemaal licht. En echt moeite doet hij nu ook weer niet om onopvallend bezig te zijn.
Als zijn hoofd weer uit de container opduikt, herken ik hem als een buurman die hier om de hoek woont. Nu ik goed kijk, herken ik de andere als zijn zoon. Twee mannen die altijd samen op sjouw zijn, blijkbaar geen werk hebben, er uitzien alsof ze verslaafd zijn geweest en bijzonder weinig te besteden hebben… Een beetje armoedig, maar niet echt onverzorgd. De oudste is een man van mijn leeftijd, een joviale vent, die altijd een praatje maakt als je hem tegen komt, of een opmerking bij de hand heeft in het voorbijgaan. “Elke keer als ik je zie, ben je weer mooier!”, riep hij laatst naar me. Je kunt slechtere dingen tegen me zeggen, dat is een feit. Zijn zoon is een stille knul, die alle blikken ontwijkt en nooit iets zegt. Een wereld van verschil, die twee.
Ik doe een stap terug, probeer me te concentreren op de thee die ik aan het zetten ben, maar ik kan het niet laten om mijn ogen weer te laten afdwalen naar het stel buiten. Ze nemen de tijd. En inderdaad doen ze dat zonder enige gene, zonder blikken of blozen, zonder ook maar enige aandacht te besteden aan voorbijgangers die hen met verbazing gadeslaan.
Inmiddels staan er wat dingen bovenop de container uitgestald. Niet veel bijzonders. Een beeldje, een doosje, wat papieren. (Wat moeten ze nu met papieren?) De vader laat zijn zoon iets zien dat de vorm heeft van een afschrift en ze lachen beiden. Hij steekt het in zijn zak. Wat gebeurt hier? Mijn fantasie slaat op hol. Is het een rekening van een breedbeeldtelevisie en noteren ze het adres om er later een keer in te breken? Het zou zomaar kunnen, nietwaar? Toch past dit niet bij het plaatje dat ik heb van de aardige man, die me altijd breed grijnzend tegemoet komt op straat.
Na de grondige inspectie van het afval, stoppen de mannen hun oogst in een tas en vervolgen hun weg. Op naar de volgende container waarschijnlijk. Wat een leven! Het is dan geen betaald werk, maar ontspanning kun je het toch ook niet noemen. Hard werken voor weinig is dit in mijn ogen. Werk waarbij je alle valse schaamte af moet leggen, jezelf moet overwinnen, genoegen moet nemen met de afdankertjes van anderen.
Morgensterren is de naam van mensen die ’s morgens voor dag en dauw in zelfgekozen anonimiteit de straten afstruinen naar vondsten bij het groot vuil. Hoe zou je deze mensen kunnen noemen, die op klaarlichte dag ongegeneerd in de container verdwijnen? Een naam die het moeten overwinnen van alle valse schaamte waardig is?
Schatgravers misschien?
Log in om te reageren.