Zelf is hij al jaren gelukkig getrouwd. Dat geluk wenst hij anderen ook van harte toe. Vol vuur bepleit hij de geneugten van het relatieleven. En dat ook ik daar vooral werk van moet maken. Om mijn successen op het gebied van internetdating te bevorderen bedacht hij een tijdje geleden zelfs de volgende profieltekst: “Deze Maria zoekt haar Jozef. Het liefst in het bezit van eigen stal, ezel en goed gereedschap, om samen verder aan de weg te timmeren.”
Om erger te voorkomen probeer ik het onderwerp ‘dating’ maar zoveel mogelijk te vermijden in onze gesprekken. Toen we nog collega’s waren lukte dat aardig. Er waren meestal andere mensen op de werkvloer, waardoor er geen ruimte was voor privégesprekken. Nu we allebei van baan veranderd zijn, doen we af en toe een update per telefoon en dan ontkom ik niet aan Dé Vraag. Nadat we zijn bijgepraat over ons werk, komt ‘ie: “En hoe gaat het nou op dat andere vlak in je leven?” “Oh, je bedoelt m’n studie?!”, probeer ik nog even, heel onnozel…
Nee, hij doelt natuurlijk op de opwindende jachtvelden van de liefde. Ik maak daar toch wel werk van? Ik ben toch wel op jácht?! Eigenlijk had ik allang moeten toeslaan. Want de meeste christelijke kerels uit het Oosten zijn inmiddels wel gesetteld. Zij hadden op hun 19e al een huwelijk, vier kinderen en een huis voor elkaar gebokst en zitten nu elke zondag met hun kroost netjes vooraan in de kerk. Wat dat betreft had ik nooit moeten verhuizen. Ik had gewoon in het Oosten moeten blijven. (Geografisch gezien kom ik oorspronkelijk uit het Noorden, maar ik krijg er even geen speld tussen.)
En kijk ik eigenlijk wel goed rond? Denk ik niet soms: Dáár zou ik nou wel eens een psalmpje mee willen lezen!? En als ik dan een leuke prooi zie, dan stap ik daar toch wel op af met de vraag of ‘ie al wat te doen heeft vanavond? Ter verdediging laat ik me ontglippen dat ik dat onlangs inderdaad heb gedaan. Althans, ik ben op een volslagen vreemde afgestapt, ben koffie met hem gaan drinken en heb vervolgens nog een uur zitten praten. (Dat ik de eerste keer dat ik ‘m zag van schrik vroegtijdig het pand had verlaten en hem pas in de herkansing durfde aan te spreken, laat ik voor het gemak maar even achterwege.)
Op heel veel enthousiasme aan de andere kant van de lijn hoef ik trouwens toch niet te rekenen. Koffie drinken?! Dat getuigt ook niet bepaald van een avontuurlijke inslag. Wat ik dan had moeten doen? Hem op zondagochtend meeslepen van de kerk naar de kroeg? Nee, maar ik had hem op z’n minst kunnen toefluisteren dat ik wist waar de miswijn stond en of hij zin had om samen wat litertjes soldaat te maken…
Die koffie was trouwens wel leuk geprobeerd. Dat ik die stijgende lijn maar vooral moet vasthouden. Want hij wil me over veertig jaar niet terug zien in ‘Man Bijt Hond’, als het eenzame, ouwe vrouwtje met haar 5000 katten.
“Ik hou helemaal niet van katten!”
“Tegen die tijd kun je niet anders… “
Deze Maria zoekt dus nog maar even verder…
Om erger te voorkomen probeer ik het onderwerp ‘dating’ maar zoveel mogelijk te vermijden in onze gesprekken. Toen we nog collega’s waren lukte dat aardig. Er waren meestal andere mensen op de werkvloer, waardoor er geen ruimte was voor privégesprekken. Nu we allebei van baan veranderd zijn, doen we af en toe een update per telefoon en dan ontkom ik niet aan Dé Vraag. Nadat we zijn bijgepraat over ons werk, komt ‘ie: “En hoe gaat het nou op dat andere vlak in je leven?” “Oh, je bedoelt m’n studie?!”, probeer ik nog even, heel onnozel…
Nee, hij doelt natuurlijk op de opwindende jachtvelden van de liefde. Ik maak daar toch wel werk van? Ik ben toch wel op jácht?! Eigenlijk had ik allang moeten toeslaan. Want de meeste christelijke kerels uit het Oosten zijn inmiddels wel gesetteld. Zij hadden op hun 19e al een huwelijk, vier kinderen en een huis voor elkaar gebokst en zitten nu elke zondag met hun kroost netjes vooraan in de kerk. Wat dat betreft had ik nooit moeten verhuizen. Ik had gewoon in het Oosten moeten blijven. (Geografisch gezien kom ik oorspronkelijk uit het Noorden, maar ik krijg er even geen speld tussen.)
En kijk ik eigenlijk wel goed rond? Denk ik niet soms: Dáár zou ik nou wel eens een psalmpje mee willen lezen!? En als ik dan een leuke prooi zie, dan stap ik daar toch wel op af met de vraag of ‘ie al wat te doen heeft vanavond? Ter verdediging laat ik me ontglippen dat ik dat onlangs inderdaad heb gedaan. Althans, ik ben op een volslagen vreemde afgestapt, ben koffie met hem gaan drinken en heb vervolgens nog een uur zitten praten. (Dat ik de eerste keer dat ik ‘m zag van schrik vroegtijdig het pand had verlaten en hem pas in de herkansing durfde aan te spreken, laat ik voor het gemak maar even achterwege.)
Op heel veel enthousiasme aan de andere kant van de lijn hoef ik trouwens toch niet te rekenen. Koffie drinken?! Dat getuigt ook niet bepaald van een avontuurlijke inslag. Wat ik dan had moeten doen? Hem op zondagochtend meeslepen van de kerk naar de kroeg? Nee, maar ik had hem op z’n minst kunnen toefluisteren dat ik wist waar de miswijn stond en of hij zin had om samen wat litertjes soldaat te maken…
Die koffie was trouwens wel leuk geprobeerd. Dat ik die stijgende lijn maar vooral moet vasthouden. Want hij wil me over veertig jaar niet terug zien in ‘Man Bijt Hond’, als het eenzame, ouwe vrouwtje met haar 5000 katten.
“Ik hou helemaal niet van katten!”
“Tegen die tijd kun je niet anders… “
Deze Maria zoekt dus nog maar even verder…
Log in om te reageren.