Het is zomer! De vakantie staat voor de deur! Eén ding is zeker: ik ga NIET kamperen!
Er schijnen mensen te bestaan die het geweldig vinden, maar ik heb de romantiek van het leven als een halve dakloze nooit kunnen ontdekken.
Want uitslapen is onmogelijk op een camping. Door gebrek aan schaduw is enkele minuten na zonsopgang de temperatuur in je tent hoog genoeg om een magnetronmaaltijd binnen zeven minuten op te warmen. Gelukkig zijn die tentjes aardig gehorig waardoor je ruim voor die tijd al gewekt wordt door het geschreeuw en gehuil van de overdreven actieve buurkinderen.
En dus geef je om acht uur je vergeefse pogingen om de door bier en rosé gevormde mist uit je hoofd te slapen definitief op en is het tijd om te douchen. En eindelijk plassen. Want dat moest je eigenlijk al een paar uur, maar de lange tocht door de ijskoude nacht had je er tot nog toe van weerhouden. Maar dan stuit je direct op het allergrootste nadeel van kamperen. Want jezelf uit je tent worstelen met je handen en knieën door het zand en de mieren overleef ik nog wel. Maar toiletteren op een camping is echt een ramp!
Als je gewapend met je rol roze toiletpapier richting toilethokken stapt, nagekeken door de buren die gezien je bagage precies weten wat je gaat doen, is de kans groot dat je eerst in de rij moet gaan staan.
Uiteindelijk ben je aan de beurt en als één van de toiletdeuren openzwaait, trek je een klein sprintje om te voorkomen dat die vervelende naar knoflook stinkende Fransman voordringt. Maar aangekomen bij de deur zie je dat een kolossale behaarde en bezwete Duitser moeite doet om zich door de deuropening te persen. Als hij nog zuchtend en steunend van de zojuist geleverde inspanning plaats maakt, is het eerste wat verbaast dat hij nog zo behaard kan zijn, gezien de enorme hoeveelheid haren die hij op de toiletbril achter heeft gelaten. Om moed te verzamelen adem je een keer diep in. Maar dan wordt het direct zwart voor je ogen. De geur die opstijgt uit het toilet doet een chemische aanval vermoeden. Je krijgt er over je hele lijf koude rillingen van. Gelukkig is de toiletbril nog lekker warm van de kleffe billen van je voorganger.
Na met wc-papier een nieuwe bril te hebben gevormd, de grote bruine strepen in de pot negerend, kun je uiteindelijk voorzichtig plaatsnemen. Als je rustig zit, vallen de geluiden van je buren pas op. Links naast je hoor je een man hard en lang kreunen en na een gesmoord “qui!” plonst er eindelijk wat in het water. Je andere buurman hoeft door de BBQ van gisteravond aanzienlijk minder inspanning te leveren, want daar klatert alles vrolijk spetterend zijn darmen uit.
Moet ik nog verder gaan? Ik denk dat mijn punt wel duidelijk is.
Mij kom je deze zomer niet tegen op een camping! Fijne vakantie allemaal!
Er schijnen mensen te bestaan die het geweldig vinden, maar ik heb de romantiek van het leven als een halve dakloze nooit kunnen ontdekken.
Want uitslapen is onmogelijk op een camping. Door gebrek aan schaduw is enkele minuten na zonsopgang de temperatuur in je tent hoog genoeg om een magnetronmaaltijd binnen zeven minuten op te warmen. Gelukkig zijn die tentjes aardig gehorig waardoor je ruim voor die tijd al gewekt wordt door het geschreeuw en gehuil van de overdreven actieve buurkinderen.
En dus geef je om acht uur je vergeefse pogingen om de door bier en rosé gevormde mist uit je hoofd te slapen definitief op en is het tijd om te douchen. En eindelijk plassen. Want dat moest je eigenlijk al een paar uur, maar de lange tocht door de ijskoude nacht had je er tot nog toe van weerhouden. Maar dan stuit je direct op het allergrootste nadeel van kamperen. Want jezelf uit je tent worstelen met je handen en knieën door het zand en de mieren overleef ik nog wel. Maar toiletteren op een camping is echt een ramp!
Als je gewapend met je rol roze toiletpapier richting toilethokken stapt, nagekeken door de buren die gezien je bagage precies weten wat je gaat doen, is de kans groot dat je eerst in de rij moet gaan staan.
Uiteindelijk ben je aan de beurt en als één van de toiletdeuren openzwaait, trek je een klein sprintje om te voorkomen dat die vervelende naar knoflook stinkende Fransman voordringt. Maar aangekomen bij de deur zie je dat een kolossale behaarde en bezwete Duitser moeite doet om zich door de deuropening te persen. Als hij nog zuchtend en steunend van de zojuist geleverde inspanning plaats maakt, is het eerste wat verbaast dat hij nog zo behaard kan zijn, gezien de enorme hoeveelheid haren die hij op de toiletbril achter heeft gelaten. Om moed te verzamelen adem je een keer diep in. Maar dan wordt het direct zwart voor je ogen. De geur die opstijgt uit het toilet doet een chemische aanval vermoeden. Je krijgt er over je hele lijf koude rillingen van. Gelukkig is de toiletbril nog lekker warm van de kleffe billen van je voorganger.
Na met wc-papier een nieuwe bril te hebben gevormd, de grote bruine strepen in de pot negerend, kun je uiteindelijk voorzichtig plaatsnemen. Als je rustig zit, vallen de geluiden van je buren pas op. Links naast je hoor je een man hard en lang kreunen en na een gesmoord “qui!” plonst er eindelijk wat in het water. Je andere buurman hoeft door de BBQ van gisteravond aanzienlijk minder inspanning te leveren, want daar klatert alles vrolijk spetterend zijn darmen uit.
Moet ik nog verder gaan? Ik denk dat mijn punt wel duidelijk is.
Mij kom je deze zomer niet tegen op een camping! Fijne vakantie allemaal!
Log in om te reageren.