Je stapt welgemoed het perron op. Je voelt je goed. Gister heb je een geweldig gesprek gehad met een vriendin. Je was al een hele tijd niet meer echt tevreden met hoe je leven zich ontwikkelde; had twijfels over je studiekeuze en over de jongen die steeds toenadering zocht en waarvan je niet wist of je er al dan niet op in moest gaan.
Het gesprek had geholpen om dingen duidelijk te maken en je had een paar knopen doorgehakt. Je voelde je bevrijd en dat was te zien in je tred. Met niet te negeren opgewektheid ben je opgestaan en het voelt als een dag vol nieuwe kansen en mogelijkheden en tja, dat is het ook. Je voelt weer dat je zelf de regie hebt, zelf keuzes kunt maken en dat niemand voor je kan beslissen dan jij alleen. Dat is een geweldig gevoel.
In de trein zoek je een plekje bij het raam. Je houdt van de cadans, het monotone geluid dat zich slaapverwekkend aan je opdringt en even doezel je wat weg terwijl het uitzicht aan je voorbijtrekt. Bomen, weilanden, huizen. Levens van mensen die je nooit zult kennen, met allemaal hun eigen verhaal, verdriet, geluid.
Je snakt naar nieuwe contacten, nieuwe inzichten, en dat is te zien in je houding. Je rekt je uit. Met een open blik kijk je om je heen in de coupe. Schuin tegenover je zit een niet onaardig ogende jongen. Het haar in de war, zijn ogen strak gericht op een boek dat op zijn schoot ligt. Je ziet zijn mond bewegen, de zinnen memoreren; het is duidelijk dat hij studeert. Af en toe sluit hij zijn ogen en in gedachten hoor je hem de tekst herhalen tot hij die in zich opgenomen heeft.
Omdat hij niet op- of omkijkt, kun je hem volkomen ongegeneerd bestuderen en die vrijheid neem je. Ondertussen droom je weg. Je vraagt je af wat er zou gebeuren als je gewoon naast hem zou gaan zitten; of er een gesprek zou ontstaan, of er een klik zou zijn. Je doet het niet en komt daar waarschijnlijk nooit achter, maar het is heerlijk om erover te dromen.
Plotseling kijkt hij op en ziet je recht in het gezicht. Verschrikt en betrapt blik je weg, een vaag rood kleurt je wangen. Een poosje durf je niet op te kijken, beschaamd als je je voelt, maar na een paar minuten doe je het toch. Dit keer is hij degene die jou aan het bestuderen is, hij kijkt je aan en er trekt even een aarzelende, scheve glimlach om zijn mond. Je bloost weer. Je glimlacht terug. Zomaar even.... Dit zonder woorden contact maken met iemand die misschien wel heel leuk zou kunnen zijn, het verwarmt je hart en vervult je een blijdschap die je lang niet hebt ervaren... Je blik richt zich opnieuw naar buiten en je spint als een tevreden poes. Het leven is mooi.
Opeens klinkt er een afgrijselijke kakofonie van geluiden, de trein maakt een rare, abrupte beweging en je wordt in een oogwenk als het ware vastgeklonken aan je stoel op een niet te begrijpen manier. Om je heen klinkt geschreeuw, een vlijmende pijn trekt door je linkerarm. Je rechterbeen voel je niet meer. Langs je wang druipt iets warms naar beneden en als je ernaar reikt, zie je bloed op je hand.
De coupe is op een bizarre manier in elkaar geschoven en de jongen die net nog drie zitplaatsen bij je verwijderd zat, hangt nu half ondersteboven in een stoel tegenover je. Zijn gezicht verwrongen, zijn ogen in panische angst, zoals ook de jouwe er nu uit moeten zien. Even haken jullie ogen in elkaar, dan breken de zijne en jij zakt weg in een diepe bewusteloosheid.
Niets zal ooit meer hetzelfde zijn.
Het gesprek had geholpen om dingen duidelijk te maken en je had een paar knopen doorgehakt. Je voelde je bevrijd en dat was te zien in je tred. Met niet te negeren opgewektheid ben je opgestaan en het voelt als een dag vol nieuwe kansen en mogelijkheden en tja, dat is het ook. Je voelt weer dat je zelf de regie hebt, zelf keuzes kunt maken en dat niemand voor je kan beslissen dan jij alleen. Dat is een geweldig gevoel.
In de trein zoek je een plekje bij het raam. Je houdt van de cadans, het monotone geluid dat zich slaapverwekkend aan je opdringt en even doezel je wat weg terwijl het uitzicht aan je voorbijtrekt. Bomen, weilanden, huizen. Levens van mensen die je nooit zult kennen, met allemaal hun eigen verhaal, verdriet, geluid.
Je snakt naar nieuwe contacten, nieuwe inzichten, en dat is te zien in je houding. Je rekt je uit. Met een open blik kijk je om je heen in de coupe. Schuin tegenover je zit een niet onaardig ogende jongen. Het haar in de war, zijn ogen strak gericht op een boek dat op zijn schoot ligt. Je ziet zijn mond bewegen, de zinnen memoreren; het is duidelijk dat hij studeert. Af en toe sluit hij zijn ogen en in gedachten hoor je hem de tekst herhalen tot hij die in zich opgenomen heeft.
Omdat hij niet op- of omkijkt, kun je hem volkomen ongegeneerd bestuderen en die vrijheid neem je. Ondertussen droom je weg. Je vraagt je af wat er zou gebeuren als je gewoon naast hem zou gaan zitten; of er een gesprek zou ontstaan, of er een klik zou zijn. Je doet het niet en komt daar waarschijnlijk nooit achter, maar het is heerlijk om erover te dromen.
Plotseling kijkt hij op en ziet je recht in het gezicht. Verschrikt en betrapt blik je weg, een vaag rood kleurt je wangen. Een poosje durf je niet op te kijken, beschaamd als je je voelt, maar na een paar minuten doe je het toch. Dit keer is hij degene die jou aan het bestuderen is, hij kijkt je aan en er trekt even een aarzelende, scheve glimlach om zijn mond. Je bloost weer. Je glimlacht terug. Zomaar even.... Dit zonder woorden contact maken met iemand die misschien wel heel leuk zou kunnen zijn, het verwarmt je hart en vervult je een blijdschap die je lang niet hebt ervaren... Je blik richt zich opnieuw naar buiten en je spint als een tevreden poes. Het leven is mooi.
Opeens klinkt er een afgrijselijke kakofonie van geluiden, de trein maakt een rare, abrupte beweging en je wordt in een oogwenk als het ware vastgeklonken aan je stoel op een niet te begrijpen manier. Om je heen klinkt geschreeuw, een vlijmende pijn trekt door je linkerarm. Je rechterbeen voel je niet meer. Langs je wang druipt iets warms naar beneden en als je ernaar reikt, zie je bloed op je hand.
De coupe is op een bizarre manier in elkaar geschoven en de jongen die net nog drie zitplaatsen bij je verwijderd zat, hangt nu half ondersteboven in een stoel tegenover je. Zijn gezicht verwrongen, zijn ogen in panische angst, zoals ook de jouwe er nu uit moeten zien. Even haken jullie ogen in elkaar, dan breken de zijne en jij zakt weg in een diepe bewusteloosheid.
Niets zal ooit meer hetzelfde zijn.
Log in om te reageren.