Zo ziet een gestopte roker er dus uit, dacht hij terwijl hij zich inbeeldde voor een enorme spiegel te staan. Sigaret tussen de lippen geklemd, en de vlam uit zijn Bic-aansteker die de top ontbrandde. Zonder schuldgevoel. Hij was nou eenmaal heel goed in zichzelf beter voordoen dan hij was. Naar zichzelf toe dan.
Jarenlang was de sigaret zijn houvast geweest. De uitvlucht van de stress tijdens de drukte op kantoor, die paar rustmomentjes die nodig waren om de saaie dagen te overleven. De troostende hand op zijn schouder, die zonder woorden direct een behoefte bevredigde, zonder daar direct iets voor terug te verlangen.
Nu had hij troost nodig. En troost was er niet. Na maanden zonder sigaret maar met mensen om zich heen was de behoefte aan een peuk snel verdwenen. Maar in de binnenzak van een oude zomerjas stuitte zijn hand vanavond op een verfrommeld pakje Chesterfield. De sigaretten waren krom, maar intact. Alsof ze het moeilijk hadden gehad, na maanden in de vergetelheid. Sigaretten liepen niet weg, wanneer je ze eens negeerde. Hoe moeilijk dat misschien ook was.
De troost trok in halen door zijn longen. Hij zweefde weer. Nadat hij vannacht voor de zoveelste keer met zijn benen op aarde was gezet. Het was stil. Het mooiste dat hij kon bedenken om aan iemand te geven was onuitgepakt gebleven. En dat terwijl hij er zelf niets aan had. Instant geluk zat in een gekreukeld pakje karton. Hij voelde zich weer even gelukkig. Niemand die klaagde over het rokende staafje tussen zijn
lippen. Schuldig ook. Na maanden van kracht toonde zijn zwakte zich na een tegenslag wel erg direct.
Hij sloot mensen makkelijk in zijn hart. Hij hield van bijzondere mensen. Vrouwen nog het meest. Ze waren de hel, en de hemel. Zonder hen zou het leven vlak zijn. Geen ups en geen downs. De meeste vrouwen maakten indruk op hem. Hij vond het fascinerend wanneer een vrouw hem de kans gaf om in haar hart te kijken. Wanneer dat gebeurde was hij verkocht. Eenmaal in zijn hart was het moeilijk er weer uit te geraken. Maar er was nog ruimte. Totdat één vrouw misschien de deur eens definitief dicht zou trekken. Omdat ze wel iets van hem had durven aannemen.
Zolang dat niet het geval was stond zijn hart nog open. ‘Houden van’ was
teleurstellend. Teleurstellend omdat wat hij te geven had niet werd aangepakt. ‘Houden van’ was verslavend. Zoals roken verslavend is. Zoals roken teleurstelde. Wanneer hij er tegen beter weten in weer aan toe gaf. Zoals hij toegaf aan het openzetten van zijn hart, keer op keer. In een moment van zwakte nam hij de nicotine in stevige halen tot zich. Roken was slecht voor de gezondheid. ‘Houden van’eigenlijk ook.
Ooit zou hij gestopt zijn met roken. Niet voor dagen, weken of maanden. Voorgoed gestopt. Of hij ooit zou stoppen met ‘Houden van’ kon hij zich niet voorstellen. Hoe teleurstellend, hoe verslavend, hoe ongezond ‘Houden van’ ook was, hij zou nog eerder sterven dan daarmee stoppen.
De roker in hem zou misschien nooit helemaal sterven. De ‘liefhebber’ snakte naar adem. Maar zou die pas uitblazen wanneer het lichaam zelf zou sterven. ‘Houden van’ was dodelijk. Dodelijker dan roken ooit zou zijn. Hij wist het en duwde zijn wederom laatste sigaret uit in de aarde…
Jarenlang was de sigaret zijn houvast geweest. De uitvlucht van de stress tijdens de drukte op kantoor, die paar rustmomentjes die nodig waren om de saaie dagen te overleven. De troostende hand op zijn schouder, die zonder woorden direct een behoefte bevredigde, zonder daar direct iets voor terug te verlangen.
Nu had hij troost nodig. En troost was er niet. Na maanden zonder sigaret maar met mensen om zich heen was de behoefte aan een peuk snel verdwenen. Maar in de binnenzak van een oude zomerjas stuitte zijn hand vanavond op een verfrommeld pakje Chesterfield. De sigaretten waren krom, maar intact. Alsof ze het moeilijk hadden gehad, na maanden in de vergetelheid. Sigaretten liepen niet weg, wanneer je ze eens negeerde. Hoe moeilijk dat misschien ook was.
De troost trok in halen door zijn longen. Hij zweefde weer. Nadat hij vannacht voor de zoveelste keer met zijn benen op aarde was gezet. Het was stil. Het mooiste dat hij kon bedenken om aan iemand te geven was onuitgepakt gebleven. En dat terwijl hij er zelf niets aan had. Instant geluk zat in een gekreukeld pakje karton. Hij voelde zich weer even gelukkig. Niemand die klaagde over het rokende staafje tussen zijn
lippen. Schuldig ook. Na maanden van kracht toonde zijn zwakte zich na een tegenslag wel erg direct.
Hij sloot mensen makkelijk in zijn hart. Hij hield van bijzondere mensen. Vrouwen nog het meest. Ze waren de hel, en de hemel. Zonder hen zou het leven vlak zijn. Geen ups en geen downs. De meeste vrouwen maakten indruk op hem. Hij vond het fascinerend wanneer een vrouw hem de kans gaf om in haar hart te kijken. Wanneer dat gebeurde was hij verkocht. Eenmaal in zijn hart was het moeilijk er weer uit te geraken. Maar er was nog ruimte. Totdat één vrouw misschien de deur eens definitief dicht zou trekken. Omdat ze wel iets van hem had durven aannemen.
Zolang dat niet het geval was stond zijn hart nog open. ‘Houden van’ was
teleurstellend. Teleurstellend omdat wat hij te geven had niet werd aangepakt. ‘Houden van’ was verslavend. Zoals roken verslavend is. Zoals roken teleurstelde. Wanneer hij er tegen beter weten in weer aan toe gaf. Zoals hij toegaf aan het openzetten van zijn hart, keer op keer. In een moment van zwakte nam hij de nicotine in stevige halen tot zich. Roken was slecht voor de gezondheid. ‘Houden van’eigenlijk ook.
Ooit zou hij gestopt zijn met roken. Niet voor dagen, weken of maanden. Voorgoed gestopt. Of hij ooit zou stoppen met ‘Houden van’ kon hij zich niet voorstellen. Hoe teleurstellend, hoe verslavend, hoe ongezond ‘Houden van’ ook was, hij zou nog eerder sterven dan daarmee stoppen.
De roker in hem zou misschien nooit helemaal sterven. De ‘liefhebber’ snakte naar adem. Maar zou die pas uitblazen wanneer het lichaam zelf zou sterven. ‘Houden van’ was dodelijk. Dodelijker dan roken ooit zou zijn. Hij wist het en duwde zijn wederom laatste sigaret uit in de aarde…
Log in om te reageren.