Ik moest twee kerstkaarten bezorgen bij ons in de straat. Eén voor de buren links en één voor de buren rechts. De buren van links en rechts hadden ons ook een kerstkaart gestuurd. Normaal ben ik niet zo kleinburgerlijk om mensen een kerstgroet terug te sturen die mij ook een fijne kerst wensen, maar mijn buren zijn allebei Turks. Buitenlanders die de traditionele christelijke cultuur waarderen moet je koesteren. Vandaar de kaarten. Allebei een kaart met daarop een varken met een kerstmuts op. Gewoon, om toch een beetje te pesten.
Mijn blonde held -daar is ‘ie weer- liep met kleine passen voor mij uit. Hij wist dat we een kerstboom gingen kopen. Het kaarten posten was voor hem een hinderlijke onderbreking. Had dat verwende mannetje nog geluk dat geen van beide buren thuis was. Onderweg had hij het voor zichzelf besloten; het moest een grote en dikke kerstboom worden. Zonder kluit. Want aarde stinkt naar de dood.
Onderweg naar de plek waar ze reusachtige kerstbomen moesten verkopen, kwam ik een oude buurman tegen. Alweer een hinderlijke onderbreking. Maar nu ook voor mij. Mijn oude buurman had vroeger een drollenverzameling. Op voetbalvelden en hondenuitlaatplaatsen ging hij op zoek naar speciale drollen. Diarree telde niet mee. De bijzondere drollen lagen op houten planken in zijn schuur. Hij had veel dubbele drollen. Niemand wilde met hem ruilen. Volgens mij is geen ene drol gelijk, maar tijdens een buurt barbecue vertelde hij me dat ik ongelijk had. Drollenvangers moet je altijd geloven.
Hij had zijn verzameling nog steeds, zo vertelde hij. Het ging goed met hem. Ik vertelde dat we op weg waren om een kerstboom te kopen. We zwaaiden. Mijn zoontje liep al mijlenver vooruit. Hij moest ons mongooltje al zien liggen.
Nou ja, mongooltje. Mongooltjes. Er was bij deze kerstbomenboer sprake van een hele familie aan scheef gegroeide en dun bezaaide bomen. Het was hard gegaan, vertelde de verkoper mij. Iedereen was er vroeg bij geweest. Hij murmelde iets met kredietcrisis. Bij mijn zoontje stonden de tranen op zijn wangen. Hij wilde geen mongooltje. Hij wilde een gezonde reus.
Toch staat er nu een klein, dun en scheef gegroeide kerstboom in mijn huiskamer. Het kostte wat strijd, maar uiteindelijk begreep mijn zoontje dat je mongooltjes niet in de kou kan laten staan, in tegenstelling tot reuzenkerstbomen, die redden zich prima in de vrieskou. Een uur geleden hebben we onze boompje dan ook mooi opgetuigd met veel ballen en chocolade kransen. We hebben eigenlijk zelden zo'n mooie kerstboom gezien. Wat is God toch een kunstenaar. Misschien.
Mijn blonde held -daar is ‘ie weer- liep met kleine passen voor mij uit. Hij wist dat we een kerstboom gingen kopen. Het kaarten posten was voor hem een hinderlijke onderbreking. Had dat verwende mannetje nog geluk dat geen van beide buren thuis was. Onderweg had hij het voor zichzelf besloten; het moest een grote en dikke kerstboom worden. Zonder kluit. Want aarde stinkt naar de dood.
Onderweg naar de plek waar ze reusachtige kerstbomen moesten verkopen, kwam ik een oude buurman tegen. Alweer een hinderlijke onderbreking. Maar nu ook voor mij. Mijn oude buurman had vroeger een drollenverzameling. Op voetbalvelden en hondenuitlaatplaatsen ging hij op zoek naar speciale drollen. Diarree telde niet mee. De bijzondere drollen lagen op houten planken in zijn schuur. Hij had veel dubbele drollen. Niemand wilde met hem ruilen. Volgens mij is geen ene drol gelijk, maar tijdens een buurt barbecue vertelde hij me dat ik ongelijk had. Drollenvangers moet je altijd geloven.
Hij had zijn verzameling nog steeds, zo vertelde hij. Het ging goed met hem. Ik vertelde dat we op weg waren om een kerstboom te kopen. We zwaaiden. Mijn zoontje liep al mijlenver vooruit. Hij moest ons mongooltje al zien liggen.
Nou ja, mongooltje. Mongooltjes. Er was bij deze kerstbomenboer sprake van een hele familie aan scheef gegroeide en dun bezaaide bomen. Het was hard gegaan, vertelde de verkoper mij. Iedereen was er vroeg bij geweest. Hij murmelde iets met kredietcrisis. Bij mijn zoontje stonden de tranen op zijn wangen. Hij wilde geen mongooltje. Hij wilde een gezonde reus.
Toch staat er nu een klein, dun en scheef gegroeide kerstboom in mijn huiskamer. Het kostte wat strijd, maar uiteindelijk begreep mijn zoontje dat je mongooltjes niet in de kou kan laten staan, in tegenstelling tot reuzenkerstbomen, die redden zich prima in de vrieskou. Een uur geleden hebben we onze boompje dan ook mooi opgetuigd met veel ballen en chocolade kransen. We hebben eigenlijk zelden zo'n mooie kerstboom gezien. Wat is God toch een kunstenaar. Misschien.
Log in om te reageren.