”Hee Solveig, weet je nog een goede openingszin?” vraagt F., een vriendin van me, terwijl we theeleuten, “Ik wil namelijk iets tegen die jongen bij de sportschool zeggen, we glimlachen al iedere keer naar elkaar, maar ik weet niet goed wat ik moet zeggen.”
Jup, uw toegewijde columnist is benoemd tot openingszinnen-app van vriendinnen en collegaatjes, alleen maar omdat ik soms praatjes aanknoop met wildvreemde mensen, en omdat jongens in Zweden niet uit zichzelluf wat tegen meisjes zeggen. “Ehm, even denken…”
Twee openingszinnen kunnen al gelijk richting prullenbak worden gegooid, verfrommeld tot een propje. De eerste is (natuurlijk) “kom/train je hier vaker?”. Die zin kan zelfs niet hipster-ironisch “kijk wat een gruwelijk cliché openingszin ik heb” gebruikt worden. De tweede is, aangezien F. met iemand bij de sportschool wil praten, “Hoe werkt deze machine?”. Die staat in alle vrouwenbladen, dus is ook helemaal uitgekauwd ondertussen. Bovendien suggereert het dat degene die het vraagt een dom blondje is die niet de overduidelijke instructies op de machine (met plaatjes!) kan lezen.
Tja, maar wat dan? Pieker-de-pieker. “Ehm, heeft-ie tattoos?” vraag ik aan F. “Zoveel mensen in Zweden hebben tattoos. Vorige week zat ik naast iemand in de bus met een Romeinen 15:3 tattoo, dus daar maakte ik een praatje mee. Je kunt altijd vragen naar het verhaal erachter.”
“Nee, dat heeft-ie niet,” zegt F., “En stel je voor dat-ie één of andere horror-beest op z’n arm heeft, met een even monsterlijk verhaal erachter. Of erger nog, helemaal geen verhaal erachter. Dan sta ik ook met m’n mond vol tanden.”
Hmpf. Bij de sportschool kun je ook niet vragen naar het boek dat iemand leest, of de tekening die iemand maakt, zoals ik af en toe doe in de trein (natuurlijk niet terwijl diegene leest, maar wanneer diegene het boek even weglegt). Want in de sportschool, daar is iedereen een zombie op een machine, afgesloten van de wereld door middel van koptelefoon/oordopjes. Ook buiten de sportschool trouwens zit bijna iedereen in de stad in zijn/haar eigen muziek-telefoon-universumpje. Je kunt moeilijk iemand anders z’n oordopjes uit z’n oren trekken. Dus hebben openingszinnen überhaupt nog zin in de 21e eeuw? AAARGH. Ik ben een errug slechte openingszinnen-app.
“Weet je, volgens mij is er niet zoiets als DE beste openingszin in een bepaalde situatie,” zeg ik dus maar tegen F. “Het enige dat ik kan bedenken is dat ’t helpt om oprecht nieuwsgierig te zijn naar de ander. En dan gewoon “hoi” zeggen, en kijken wat er gebeurt…”
Jup, uw toegewijde columnist is benoemd tot openingszinnen-app van vriendinnen en collegaatjes, alleen maar omdat ik soms praatjes aanknoop met wildvreemde mensen, en omdat jongens in Zweden niet uit zichzelluf wat tegen meisjes zeggen. “Ehm, even denken…”
Twee openingszinnen kunnen al gelijk richting prullenbak worden gegooid, verfrommeld tot een propje. De eerste is (natuurlijk) “kom/train je hier vaker?”. Die zin kan zelfs niet hipster-ironisch “kijk wat een gruwelijk cliché openingszin ik heb” gebruikt worden. De tweede is, aangezien F. met iemand bij de sportschool wil praten, “Hoe werkt deze machine?”. Die staat in alle vrouwenbladen, dus is ook helemaal uitgekauwd ondertussen. Bovendien suggereert het dat degene die het vraagt een dom blondje is die niet de overduidelijke instructies op de machine (met plaatjes!) kan lezen.
Tja, maar wat dan? Pieker-de-pieker. “Ehm, heeft-ie tattoos?” vraag ik aan F. “Zoveel mensen in Zweden hebben tattoos. Vorige week zat ik naast iemand in de bus met een Romeinen 15:3 tattoo, dus daar maakte ik een praatje mee. Je kunt altijd vragen naar het verhaal erachter.”
“Nee, dat heeft-ie niet,” zegt F., “En stel je voor dat-ie één of andere horror-beest op z’n arm heeft, met een even monsterlijk verhaal erachter. Of erger nog, helemaal geen verhaal erachter. Dan sta ik ook met m’n mond vol tanden.”
Hmpf. Bij de sportschool kun je ook niet vragen naar het boek dat iemand leest, of de tekening die iemand maakt, zoals ik af en toe doe in de trein (natuurlijk niet terwijl diegene leest, maar wanneer diegene het boek even weglegt). Want in de sportschool, daar is iedereen een zombie op een machine, afgesloten van de wereld door middel van koptelefoon/oordopjes. Ook buiten de sportschool trouwens zit bijna iedereen in de stad in zijn/haar eigen muziek-telefoon-universumpje. Je kunt moeilijk iemand anders z’n oordopjes uit z’n oren trekken. Dus hebben openingszinnen überhaupt nog zin in de 21e eeuw? AAARGH. Ik ben een errug slechte openingszinnen-app.
“Weet je, volgens mij is er niet zoiets als DE beste openingszin in een bepaalde situatie,” zeg ik dus maar tegen F. “Het enige dat ik kan bedenken is dat ’t helpt om oprecht nieuwsgierig te zijn naar de ander. En dan gewoon “hoi” zeggen, en kijken wat er gebeurt…”
Log in om te reageren.