"Wil je me vergeven?", vraag ik. Ik kan me niet herinneren dat ik deze vraag ooit zo concreet aan een mens heb gesteld. Het is geen goedkope vraag. Mijn berouw is oprecht. Ik voel me kwetsbaar. Heel kwetsbaar. Niet eerder heb ik het gevoel gehad vergeving zo hard nodig te hebben.
Het is donker buiten. En koud. Ik zit op een koude stenen vloer. Ik heb een zomers jurkje aan. Ik ril. Maar ik gun mezelf geen trui. Of iets anders om warm te worden. Een vorm van zelfkastijding. Maar het lichamelijke ongemak valt in het niet bij mijn innerlijke wroeging. Dit is geen oppervlakkige emotie. Alles in me is doordrongen van de fout die ik heb gemaakt.
Jarenlang heb ik God bijna dagelijks om vergeving gevraagd. Niet eerder heb ik de essentie van vergeving zo goed begrepen. Ik was me altijd wel bewust van mijn fouten en tekortkomingen, maar op de een of andere manier heb ik me nooit ergens écht slecht over gevoeld. Tot aan nu. Nog nooit heb ik mijn kwetsbaarheid als mens zo intens gevoeld.
Ik voel me als een dader in de rechtbank, die afhankelijk is van het oordeel van de rechter. Die zich misschien wel duizend keer afvraagt waarom hij heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, maar beseft dat het te laat is. Ik ben niet bang voor de consequenties. Ik heb alleen veel spijt. Ook als ik geen vergeving ontvang van de ander, moet ik met mezelf in het reine komen.
Ik kijk de persoon naast me aan. Ik heb nog geen reactie gehad. Ik herhaal mijn vraag. “Ja, ik vergeef je”, is het antwoord. Ik ben blij, maar wil het ergens niet geloven. “Weet je het zeker?” vraag ik. “Ja, ik weet het zeker.” En dan, dan besef ik wat misschien nog wel het moeilijkste is aan vergeving. Het aannemen.
Het is donker buiten. En koud. Ik zit op een koude stenen vloer. Ik heb een zomers jurkje aan. Ik ril. Maar ik gun mezelf geen trui. Of iets anders om warm te worden. Een vorm van zelfkastijding. Maar het lichamelijke ongemak valt in het niet bij mijn innerlijke wroeging. Dit is geen oppervlakkige emotie. Alles in me is doordrongen van de fout die ik heb gemaakt.
Jarenlang heb ik God bijna dagelijks om vergeving gevraagd. Niet eerder heb ik de essentie van vergeving zo goed begrepen. Ik was me altijd wel bewust van mijn fouten en tekortkomingen, maar op de een of andere manier heb ik me nooit ergens écht slecht over gevoeld. Tot aan nu. Nog nooit heb ik mijn kwetsbaarheid als mens zo intens gevoeld.
Ik voel me als een dader in de rechtbank, die afhankelijk is van het oordeel van de rechter. Die zich misschien wel duizend keer afvraagt waarom hij heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, maar beseft dat het te laat is. Ik ben niet bang voor de consequenties. Ik heb alleen veel spijt. Ook als ik geen vergeving ontvang van de ander, moet ik met mezelf in het reine komen.
Ik kijk de persoon naast me aan. Ik heb nog geen reactie gehad. Ik herhaal mijn vraag. “Ja, ik vergeef je”, is het antwoord. Ik ben blij, maar wil het ergens niet geloven. “Weet je het zeker?” vraag ik. “Ja, ik weet het zeker.” En dan, dan besef ik wat misschien nog wel het moeilijkste is aan vergeving. Het aannemen.
Log in om te reageren.