Wanneer ik in de winter met moeite mijn bed uit kom en onder de douche schuif, hebben mijn oude buurtjes er al een halve dag opzitten. Dit merk ik als ik versuft van slaap en dik ingepakt om een uurtje of acht op mijn fiets stap. In het donker zie ik kromme schimmen die verwoed bezig zijn de stoep te vegen, te pekelen of te sneeuwschuiveren. Wàt ze precies doen hangt af van de klimatologische omstandigheden van dat moment.
Toen ik nog maar net in de straat woonde, groette ik deze mensen hartelijk. Ik probeerde zelfs een oude buurvrouw een keer naar binnen te sturen. Het was toen ongeveer min tien en ze zag al blauw om haar tandeloze mondje. Tenminste dat dàcht ik te zien. Ik wist het niet zeker, want het was per slot van rekening nog pikdonker. Maar zelfs na al mijn overredingskrachttrucjes bleef het oude mens gewoon doorgaan met (in dit geval) sneeuwschuiven.
Binnen een paar maanden ontstond er helaas wederzijds onbegrip: Zij ervaren pas levensgeluk op het moment dat ze uit hun raam kijken en een smetteloos grijze stoep ontwaren. Ik waardeer het zeer dat ze de stoep dagelijks schoonvegen. Maar ik vind het ook prima om het de mannen van de gemeente of criminelen van de reclassering één keer in de zoveel tijd te laten doen. Mijn levensgeluk hangt zogezegd niet samen met het vegen der stoepen. Ik waag me er dan ook niet aan!
Door dit standpunt onderscheidde ik mij van de buurtjes. Binnen no time werd dit mij aangerekend. Eerst vond ik een bezem op mijn stoep. Van de buurvrouw die een grotere had gekocht. Toen ik deze niet regelmatig genoeg gebruikte, vond ik dagelijks een hoop bladeren voor mijn voordeur. Maar omdat ik hier overheen stapte en zij zich ergerden aan de puinhoop voor mijn deur is dit vanzelf over gegaan. Tegenwoordig klagen en mopperen ze alleen maar als ze me zien. De bezem staat ongebruikt in de kelder.
Gelukkig zijn er inmiddels ook een aantal oudjes om. Ik heb ze geholpen bij het witten van de muren, heb eerste hulp verricht bij een vermoedelijke hartaanval, geef mijn tijdschriften door, doe een boodschapje of knoop een praatje met ze aan. Vaak zijn dit mensen die ik niet tegenkom met een bezem in de hand trouwens. De niet-vegers zogezegd. En dat is duidelijk ander volk dan de vegers.
Wanneer ik nu in de ochtendschemer een vegende schim ontwaar dan fiets ik er zo snel en zo stil mogelijk langs. Meestal lukt me dat gelukkig ook nog. In de zomer is dit wat lastiger omdat het dan licht is en ik geen sjaal voor mijn gezicht kan binden. Wanneer ze dan toevallig opkijken van hun bezem als ik langsfiets, hoor ik verwoed gemompel. Ik peins er inmiddels niet meer over ze te groeten, laat staan een praatje aan te knopen. Ben veel te bang dat ik een bezemsteel tussen mijn spaken geduwd krijg nu al hun andere maatregelen niet hebben geholpen…
Toen ik nog maar net in de straat woonde, groette ik deze mensen hartelijk. Ik probeerde zelfs een oude buurvrouw een keer naar binnen te sturen. Het was toen ongeveer min tien en ze zag al blauw om haar tandeloze mondje. Tenminste dat dàcht ik te zien. Ik wist het niet zeker, want het was per slot van rekening nog pikdonker. Maar zelfs na al mijn overredingskrachttrucjes bleef het oude mens gewoon doorgaan met (in dit geval) sneeuwschuiven.
Binnen een paar maanden ontstond er helaas wederzijds onbegrip: Zij ervaren pas levensgeluk op het moment dat ze uit hun raam kijken en een smetteloos grijze stoep ontwaren. Ik waardeer het zeer dat ze de stoep dagelijks schoonvegen. Maar ik vind het ook prima om het de mannen van de gemeente of criminelen van de reclassering één keer in de zoveel tijd te laten doen. Mijn levensgeluk hangt zogezegd niet samen met het vegen der stoepen. Ik waag me er dan ook niet aan!
Door dit standpunt onderscheidde ik mij van de buurtjes. Binnen no time werd dit mij aangerekend. Eerst vond ik een bezem op mijn stoep. Van de buurvrouw die een grotere had gekocht. Toen ik deze niet regelmatig genoeg gebruikte, vond ik dagelijks een hoop bladeren voor mijn voordeur. Maar omdat ik hier overheen stapte en zij zich ergerden aan de puinhoop voor mijn deur is dit vanzelf over gegaan. Tegenwoordig klagen en mopperen ze alleen maar als ze me zien. De bezem staat ongebruikt in de kelder.
Gelukkig zijn er inmiddels ook een aantal oudjes om. Ik heb ze geholpen bij het witten van de muren, heb eerste hulp verricht bij een vermoedelijke hartaanval, geef mijn tijdschriften door, doe een boodschapje of knoop een praatje met ze aan. Vaak zijn dit mensen die ik niet tegenkom met een bezem in de hand trouwens. De niet-vegers zogezegd. En dat is duidelijk ander volk dan de vegers.
Wanneer ik nu in de ochtendschemer een vegende schim ontwaar dan fiets ik er zo snel en zo stil mogelijk langs. Meestal lukt me dat gelukkig ook nog. In de zomer is dit wat lastiger omdat het dan licht is en ik geen sjaal voor mijn gezicht kan binden. Wanneer ze dan toevallig opkijken van hun bezem als ik langsfiets, hoor ik verwoed gemompel. Ik peins er inmiddels niet meer over ze te groeten, laat staan een praatje aan te knopen. Ben veel te bang dat ik een bezemsteel tussen mijn spaken geduwd krijg nu al hun andere maatregelen niet hebben geholpen…
Log in om te reageren.