Vrolijk fietste ze naar haar oma. Ze had van haar moeder een rode roos gekregen, die ze aan haar mocht geven. 'Voor valentijn', had haar moeder gezegd. Diewke wist niet wat het was, maar de roos vond ze geweldig. Met haar fietsje fietste ze door het dorp naar oma, die aan de andere kant woonde. Voorzichtig, omdat ze die auto's toch wel eng vond. Enthousiast, omdat ze de roos heel graag aan haar oma wilde geven.
Op haar rug zat haar viool. Diewke volgde nu een half jaar vioolles en speelde vol overgave. Voor een kind was ze ver. Ze kon al een aantal melodieën spelen. Omdat er komende zondag een speciale dienst was, mocht zij een nummer op haar viool meespelen, samen met haar oudere zus. Psalm 121 zou het worden. God hield haar vast, tot in eeuwigheid. Ze wist nog niet zo goed wat eeuwigheid betekende, maar wel dat het heel lang duurde. Dat God haar vasthield snapte ze heel goed: dat deed haar vader ook als hij naast haar fietste. Nu mocht ze voor het eerst alleen fietsen. Ze vond het heerlijk.
Tristan reed naar huis. Hij had een kort dagje gemaakt. Hij was van slag. Dit weekend had zijn vrouw gezegd dat het anders moest tussen hen. Maar hoe moest het anders? Hij kon niet meer tijd voor haar vrijmaken dan hij nu deed. Zijn werk vroeg veel van zijn tijd. Tegelijkertijd wist hij zelf ook dat hij moest kiezen. Kiezen voor zijn werk, geld en Mini, of voor zijn vrouw. Een onmogelijke keuze, zo leek het. Want had hij zijn vriendin niet mede versierd doordat hij zijn Mini zo nonchalant voor haar huis had geparkeerd? Hij had nooit echt geweten waarop ze nu het eerst verliefd was geworden: op zijn auto of op hem. Hij dacht na over zijn toekomst. Had hij maar zekerheid.
Hoe het kwam wist Tristan niet meer te vertellen. Zijn Mini gleed de weg af, vlak voor een klein meisje langs. De boom langs de weg kon hij echter niet meer ontwijken. Zijn Mini kraakte, scheurde en brak. Twee tellen later lag hij versuft achter het stuur. Een stekende pijn in zijn borst, zijn hersens versuft. Eén ding herinnerde hij zich nog wel: dat meisje. Een beweging later wist hij ook dat hij hulp nodig had. Hulpeloos keek hij rond: had iemand het gezien? Hij wist het niet, net zoals hij niet wist of het meisje nu wel of niet onder zijn auto zat.
Terwijl Diewke de melodie in haar hoofd al voor de honderdste keer had afgespeeld, hoorde ze een auto aankomen. Hij reed hard, juist waar haar moeder zo'n hekel aan had. Dat was gevaarlijk volgens haar. Diewke had het altijd maar aangehoord. Ze vond het altijd leuk als auto’s hard reden. Haar vader reed ook wel eens zo. Deze ging echter nog harder. Dat hoorde ze. Toen de auto bijna bij haar was, hoorde ze slipgeluiden. Ze schrok, remde. De auto schoot voorbij, tegen een boom. Diewke viel, maar voelde geen pijn. Ze keek naar de auto. Rokend stond hij tegen een boom. Voorzichtig krabbelde ze op.
Nog nooit had Tristan zich zo machteloos gevoeld. Hij zag zijn toekomst vergaan, terwijl hij zich niet kon bevrijden. Tot overmaat van ramp bestond de kans dat hij een meisje doodgereden had. Toen zag Tristan een rode roos. Een tel later Diewke. Het meisje zong, zacht maar helder. Het duurde even voordat Tristan het doorhad, maar opeens drong de tekst door. Zijn trouwtekst.
Langzaam liep Diewke naar de auto toe en tuurde naar binnen. Ze was bang, maar vond dat ze moest kijken. Zachtjes zong ze het liedje wat ze zondag zou spelen. Het gaf haar kracht. "Hij houdt alle kwaad van je af, Hij neemt je onder zijn hoede. En waar je ook gaat of staat, God zal je behoeden - voor eeuwig." Ze wist dat het waar was. Ze had het net gezien.
Tristan huilde. Hij wist dat het waar was. Hij had het net gezien.
Op haar rug zat haar viool. Diewke volgde nu een half jaar vioolles en speelde vol overgave. Voor een kind was ze ver. Ze kon al een aantal melodieën spelen. Omdat er komende zondag een speciale dienst was, mocht zij een nummer op haar viool meespelen, samen met haar oudere zus. Psalm 121 zou het worden. God hield haar vast, tot in eeuwigheid. Ze wist nog niet zo goed wat eeuwigheid betekende, maar wel dat het heel lang duurde. Dat God haar vasthield snapte ze heel goed: dat deed haar vader ook als hij naast haar fietste. Nu mocht ze voor het eerst alleen fietsen. Ze vond het heerlijk.
Tristan reed naar huis. Hij had een kort dagje gemaakt. Hij was van slag. Dit weekend had zijn vrouw gezegd dat het anders moest tussen hen. Maar hoe moest het anders? Hij kon niet meer tijd voor haar vrijmaken dan hij nu deed. Zijn werk vroeg veel van zijn tijd. Tegelijkertijd wist hij zelf ook dat hij moest kiezen. Kiezen voor zijn werk, geld en Mini, of voor zijn vrouw. Een onmogelijke keuze, zo leek het. Want had hij zijn vriendin niet mede versierd doordat hij zijn Mini zo nonchalant voor haar huis had geparkeerd? Hij had nooit echt geweten waarop ze nu het eerst verliefd was geworden: op zijn auto of op hem. Hij dacht na over zijn toekomst. Had hij maar zekerheid.
Hoe het kwam wist Tristan niet meer te vertellen. Zijn Mini gleed de weg af, vlak voor een klein meisje langs. De boom langs de weg kon hij echter niet meer ontwijken. Zijn Mini kraakte, scheurde en brak. Twee tellen later lag hij versuft achter het stuur. Een stekende pijn in zijn borst, zijn hersens versuft. Eén ding herinnerde hij zich nog wel: dat meisje. Een beweging later wist hij ook dat hij hulp nodig had. Hulpeloos keek hij rond: had iemand het gezien? Hij wist het niet, net zoals hij niet wist of het meisje nu wel of niet onder zijn auto zat.
Terwijl Diewke de melodie in haar hoofd al voor de honderdste keer had afgespeeld, hoorde ze een auto aankomen. Hij reed hard, juist waar haar moeder zo'n hekel aan had. Dat was gevaarlijk volgens haar. Diewke had het altijd maar aangehoord. Ze vond het altijd leuk als auto’s hard reden. Haar vader reed ook wel eens zo. Deze ging echter nog harder. Dat hoorde ze. Toen de auto bijna bij haar was, hoorde ze slipgeluiden. Ze schrok, remde. De auto schoot voorbij, tegen een boom. Diewke viel, maar voelde geen pijn. Ze keek naar de auto. Rokend stond hij tegen een boom. Voorzichtig krabbelde ze op.
Nog nooit had Tristan zich zo machteloos gevoeld. Hij zag zijn toekomst vergaan, terwijl hij zich niet kon bevrijden. Tot overmaat van ramp bestond de kans dat hij een meisje doodgereden had. Toen zag Tristan een rode roos. Een tel later Diewke. Het meisje zong, zacht maar helder. Het duurde even voordat Tristan het doorhad, maar opeens drong de tekst door. Zijn trouwtekst.
Langzaam liep Diewke naar de auto toe en tuurde naar binnen. Ze was bang, maar vond dat ze moest kijken. Zachtjes zong ze het liedje wat ze zondag zou spelen. Het gaf haar kracht. "Hij houdt alle kwaad van je af, Hij neemt je onder zijn hoede. En waar je ook gaat of staat, God zal je behoeden - voor eeuwig." Ze wist dat het waar was. Ze had het net gezien.
Tristan huilde. Hij wist dat het waar was. Hij had het net gezien.
Log in om te reageren.