Het eerste wat ik denk bij het wakker worden "Hee, het is licht... WAAAAH! ’t Is dus laat in de ochtend, ik ben te laat voor die vergadering!" Ik breek m’n persoonlijke record wat betreft snel aankleden, douchen, föhnen. Drie kwartier te laat stommel ik de vergaderzaal binnen, aangestaard door ongeveer dertig collega’s. Schaam, schaam, schaam. Heb ik eindelijk een Grote Mensen-baan, voel ik me de slechtste werknemer van de maand!
Het Probleem is: op mijn werk houdt niemand je in de gaten. Dus moet ik m’n eigen superstrenge bazin zijn. Lukt nog niet zo goed. De drie collega’s met wie ik ons kelderkantoortje deel, zijn echt zoveel beter daarin.
Y. verschijnt altijd op tijd op werk. Stipt om half negen. Want ze staat om kwart over zes op. De enige keer dat ik dat probeerde, maakte ik per ongeluk m’n huisgenoten wakker. De deur van m’n slaapkamer zegt namelijk heel hard KRIEEEOEEEEKKRAAAAAAK. Week lang chagrijnige huisgenoten. En iedere ochtend zoek ik – met een slaperig, gaperig hoofd- naar ‘t hoesje van m'n Iphone, fietssleutels, wanten enzovoort: “he, waarom zijn al m’n sokken single? Nu moet ik twee verschillende sokken aan.” Dus vandaar dat ik vaak pas om 10 uur het kantoor binnen kom rennen...
F. heeft zo’n geordend bureau, en dito kastje. Op het bureau staat de computer, twee boeken en een vetplantje. Dat is alles. Heel zen. Heel volwassen. Terwijl mijn bureaukastje aan de buitenkant veranderd in een collage (foto van m’n oma, ansichtkaarten uit Twente en Griekenland, Edward Scissorhands-kaart, kogelvormig kaartje bovenop op het kastje) en aan de binnenkant ziet het kastje eruit als de oersoep waar ik niet in geloof.
D. is de rust zelve. Hij loopt rustig, hij typt rustig, als hij staat te lezen (want hier in Zweden wisselt men zittend werken af met staand werken) staat hij zo stil als een niet-levend standbeeld. Terwijl Y.en F. aan mij vragen “kun je minder luid typen?”. Ik “Ik heb net M. de IT-tovenaar om een stiller toetsenbord gevraagd.” Collega’s “Maar je typt nog steeds zo luid, we kunnen ons niet concentreren.” “Okee,” verzucht ik, terwijl ik in m’n bureaustoel naar de prullenbak rol om m’n klokhuis weg te gooien. “En niet zo rollen met je bureaustoel, en niet met de deuren slaan!” fluisteren de collega’s indringend. “Ja zuster, nee zuster!” wil ik zingen,maar bedenk dan dat wel erg lawaaiig is.
Oh ja, en ik vind M., de plaatselijke IT-tovenaar, errug leuk. Da’s ook niet heel professioneel.
Terwijl ik na de vergadering met m’n collega’s gezellig zit te lunchen, vragen de anderen waarom ik zo’n piekerig hoofd heb vandaag. Ik “M’n iphone wekker ging niet af, daardoor was ik te laat.” D. “Oh ja, Iphones zijn gruwelijk onbetrouwbare wekkers. En er komt altijd minstens één persoon te laat bij de vergadering.” Ik “Maar dan voel ik me de slechtste werknemer ooit...” F. en Y. zeggen in koor "tjonge, ik dacht dat ik de enige was, zo voel ik me soms ook!"
Het Probleem is: op mijn werk houdt niemand je in de gaten. Dus moet ik m’n eigen superstrenge bazin zijn. Lukt nog niet zo goed. De drie collega’s met wie ik ons kelderkantoortje deel, zijn echt zoveel beter daarin.
Y. verschijnt altijd op tijd op werk. Stipt om half negen. Want ze staat om kwart over zes op. De enige keer dat ik dat probeerde, maakte ik per ongeluk m’n huisgenoten wakker. De deur van m’n slaapkamer zegt namelijk heel hard KRIEEEOEEEEKKRAAAAAAK. Week lang chagrijnige huisgenoten. En iedere ochtend zoek ik – met een slaperig, gaperig hoofd- naar ‘t hoesje van m'n Iphone, fietssleutels, wanten enzovoort: “he, waarom zijn al m’n sokken single? Nu moet ik twee verschillende sokken aan.” Dus vandaar dat ik vaak pas om 10 uur het kantoor binnen kom rennen...
F. heeft zo’n geordend bureau, en dito kastje. Op het bureau staat de computer, twee boeken en een vetplantje. Dat is alles. Heel zen. Heel volwassen. Terwijl mijn bureaukastje aan de buitenkant veranderd in een collage (foto van m’n oma, ansichtkaarten uit Twente en Griekenland, Edward Scissorhands-kaart, kogelvormig kaartje bovenop op het kastje) en aan de binnenkant ziet het kastje eruit als de oersoep waar ik niet in geloof.
D. is de rust zelve. Hij loopt rustig, hij typt rustig, als hij staat te lezen (want hier in Zweden wisselt men zittend werken af met staand werken) staat hij zo stil als een niet-levend standbeeld. Terwijl Y.en F. aan mij vragen “kun je minder luid typen?”. Ik “Ik heb net M. de IT-tovenaar om een stiller toetsenbord gevraagd.” Collega’s “Maar je typt nog steeds zo luid, we kunnen ons niet concentreren.” “Okee,” verzucht ik, terwijl ik in m’n bureaustoel naar de prullenbak rol om m’n klokhuis weg te gooien. “En niet zo rollen met je bureaustoel, en niet met de deuren slaan!” fluisteren de collega’s indringend. “Ja zuster, nee zuster!” wil ik zingen,maar bedenk dan dat wel erg lawaaiig is.
Oh ja, en ik vind M., de plaatselijke IT-tovenaar, errug leuk. Da’s ook niet heel professioneel.
Terwijl ik na de vergadering met m’n collega’s gezellig zit te lunchen, vragen de anderen waarom ik zo’n piekerig hoofd heb vandaag. Ik “M’n iphone wekker ging niet af, daardoor was ik te laat.” D. “Oh ja, Iphones zijn gruwelijk onbetrouwbare wekkers. En er komt altijd minstens één persoon te laat bij de vergadering.” Ik “Maar dan voel ik me de slechtste werknemer ooit...” F. en Y. zeggen in koor "tjonge, ik dacht dat ik de enige was, zo voel ik me soms ook!"
Log in om te reageren.