De eerste keer zat ik gewoon in de tuin. Misschien was het de eerste warme dag van het jaar. Misschien ook niet. Het was in ieder geval een dag waarop vrijwel iedereen buiten zit. Een lichte siddering trekt op zo'n dag door de straten. In achtertuinen klinken glazen, en ploppen doppen eerder dan op een reguliere regenachtige zaterdag.
Het moet tegen vijven in de middag zijn geweest. Over heggen praten buurvrouwen met buurmannen. Gesprekken over niets. Op de achtergrond het geluid van een mes wat een perfect gebakken stokbrood raakt. Het tikken van aardappelschilmesjes op snijplanken; tomaat bij rood, komkommer bij groen.
Het buurmeisje schikt haar nieuwe bikini, iedereen kijkt maar niemand ziet haar.
Ik had op dat moment mijn vierde biertje aan mijn mond gezet. De eerste dagen na de gebeurtenis gaf ik de zon in combinatie met het bier nog de schuld, maar dat bleek zelfbedrog. En eigenlijk wist ik dat al vanaf het begin. Hoeveel vaker had ik niet veel bier gedronken en in de felle zon gezeten? Elke zomer weer, wekenlang. Ik ben een lange, grote man en wel wat gewend. Nee, daar kon het niet aan gelegen hebben.
Stoelen schuiven. Bestek klettert op tafels. Ik moest zelf nog bedenken wat ik zou eten, en toen kwam het. Uit verschillende tuinen kwam het. Als een wind die plotseling opsteekt. Een ongewenste kennis die plotseling voor je deur staat, en die je onmogelijk nog je huis uit krijgt: De geur van barbecues. Duizenden. Duizend verschillende geuren. Een geur van een barbecue die net aanstaat, een geur van een verbrand worstje, de geur van een barbecue die op het punt staat te doven.
En terwijl die geuren ongevraagd mijn neus binnendrongen, werd ik opeens heel diep treurig. Een niet te duiden verdriet nam zich van mij meester. Ik probeerde mij te vermannen, maar het hielp niet. Ik was lamgeslagen treurig. Ik ben naar binnen gegaan en ik heb voor de spiegel staan huilen. Huilen met een vragende blik. Ik huilde naar mijzelf in de spiegel: Wat gebeurd toch met mij?
De laatste tijd krijg ik dit gevoel veel vaker. De ene keer heviger dan de andere keer. Laatst zag ik iemand op een tuinstoel zitten. Zo'n verstelbare. Hij had geen stoelkussens. Ik was een middag van slag. Een week later zag ik een oude vrouw met een krentenbol op een bankje genieten van de zon, mijn maag kromp ineen.
De laatste keer was gisteren. Ik zag een foto op Twitter van jongens die voetbal keken. Er was niets bijzonders te zien; een televisie, een tafel op goedkoop laminaat en een stuk of vijf koffiemokken. Ik ben van verdriet eerder naar bed gegaan.
Ik moet steeds vaker huilen, maar weet echt niet waarom.
Het moet tegen vijven in de middag zijn geweest. Over heggen praten buurvrouwen met buurmannen. Gesprekken over niets. Op de achtergrond het geluid van een mes wat een perfect gebakken stokbrood raakt. Het tikken van aardappelschilmesjes op snijplanken; tomaat bij rood, komkommer bij groen.
Het buurmeisje schikt haar nieuwe bikini, iedereen kijkt maar niemand ziet haar.
Ik had op dat moment mijn vierde biertje aan mijn mond gezet. De eerste dagen na de gebeurtenis gaf ik de zon in combinatie met het bier nog de schuld, maar dat bleek zelfbedrog. En eigenlijk wist ik dat al vanaf het begin. Hoeveel vaker had ik niet veel bier gedronken en in de felle zon gezeten? Elke zomer weer, wekenlang. Ik ben een lange, grote man en wel wat gewend. Nee, daar kon het niet aan gelegen hebben.
Stoelen schuiven. Bestek klettert op tafels. Ik moest zelf nog bedenken wat ik zou eten, en toen kwam het. Uit verschillende tuinen kwam het. Als een wind die plotseling opsteekt. Een ongewenste kennis die plotseling voor je deur staat, en die je onmogelijk nog je huis uit krijgt: De geur van barbecues. Duizenden. Duizend verschillende geuren. Een geur van een barbecue die net aanstaat, een geur van een verbrand worstje, de geur van een barbecue die op het punt staat te doven.
En terwijl die geuren ongevraagd mijn neus binnendrongen, werd ik opeens heel diep treurig. Een niet te duiden verdriet nam zich van mij meester. Ik probeerde mij te vermannen, maar het hielp niet. Ik was lamgeslagen treurig. Ik ben naar binnen gegaan en ik heb voor de spiegel staan huilen. Huilen met een vragende blik. Ik huilde naar mijzelf in de spiegel: Wat gebeurd toch met mij?
De laatste tijd krijg ik dit gevoel veel vaker. De ene keer heviger dan de andere keer. Laatst zag ik iemand op een tuinstoel zitten. Zo'n verstelbare. Hij had geen stoelkussens. Ik was een middag van slag. Een week later zag ik een oude vrouw met een krentenbol op een bankje genieten van de zon, mijn maag kromp ineen.
De laatste keer was gisteren. Ik zag een foto op Twitter van jongens die voetbal keken. Er was niets bijzonders te zien; een televisie, een tafel op goedkoop laminaat en een stuk of vijf koffiemokken. Ik ben van verdriet eerder naar bed gegaan.
Ik moet steeds vaker huilen, maar weet echt niet waarom.
Log in om te reageren.