De apparaten maken een zuchtend, zuigend geluid terwijl ze mijn longfunctie overnemen en zuurstof in me pompen. De regelmatige piepjes komen volgens mij van de hartslagmeter die aangesloten zit op de noppen op mijn borst. Vanuit deze positie zou je verwachten dat alles opeens heel anders is. Maar geloof me, er verandert echt niets!
Mijn moeder… Zachte voetstappen, de geur van haar natte wollen jas. Een koude hand die de mijne zoekt. Haar ring die met een scherpe rand heel irritant in mijn vinger drukt. Zachte woorden. Meestal vertelt ze. Over de boodschappen, haar vriendinnen en andere futiliteiten. Ik ben nu veroordeeld tot luisteren, maar hoor in feite niets. Nog steeds is ze niet in staat te zeggen dat ze van me houdt.
Mijn lief… Stormt elke dag de kamer binnen. Ploft op het bed. Zachte lippen op mijn mond. Lieve woorden. Smeekbeden. Hand op mijn hoofd terwijl hij zijn dag doorneemt. Bij het weggaan altijd de belofte dat hij morgen weer komt. Puur schuldgevoel. En terecht!!
Mijn oma… Voorzichtig schuifelende stappen en het typische omaluchtje van haar huis. Tranen en een knokige vinger die mijn gezicht streelt. Ze mompelt altijd en zucht diep. Ze wenst zichzelf in mijn positie. Of eigenlijk zegt ze dat zij mij zou willen zijn, maar dan wel dood. Ze heeft het sowieso goed gehad zegt ze, dus ze zou zo met me willen ruilen.
Mijn broer… Soort huppelend loopje en de geur van sigaretten. Een grapje, meestal over mijn staat. Die altijd beroerd is natuurlijk. Een por tussen mijn ribben en onhandige kroel bij het weggaan. Zich geheel niet realiserend dat ik dan verga van de pijn.
Mijn vriendin… Ze klikklakt binnen op haar laarzen en doet huiselijk. Ze reddert met dorre bloemen en moppert over vies water. Ze vertelt me over de mannen die ze tegenkomt. Alsof ze commentaar van me krijgt, schiet ze in de verdediging als er een overduidelijke eikel tussen zit. Bij het weggaan knijpt ze mijn vingers bijna fijn.
Mijn vriend… Hij stormt de kamer binnen. Gooit zijn tas op de grond en trekt een blikje bier open. Hij scheldt op het verkeer. Daarna op zijn baas. Vervolgens is de maatschappij in zijn totaliteit aan de beurt. Hierna bekijkt hij mij eens en doet dan wonderlijke uitspraken. Bij vertrek krijg ik een kus op mijn voorhoofd omdat er –volgens hem- geen verdere plek meer is waar hij een kus zou willen geven.
Wanneer ik sterf zal mijn moeder waarschijnlijk spijt hebben dat ze nooit heeft gezegd dat ze van me houdt… Het schuldgevoel van mijn lief zal overweldigend zijn. Mijn oma stikt van jaloezie. De wolk sigarettenrook die mijn broer zal omgeven, zal ongeveer ondoordringbaar zijn. Overmand door verdriet heeft mijn vriendin een goede reden om zich in de armen van een loser te storten. En mijn vriend kaffert op de begrafenisondernemer nadat hij waarschijnlijk commentaar op mijn kist of kapsel heeft geuit. De hartslagmeter maakt eventjes een gek hupje als ik moet lachen. Jammer toch dat ik er niet bij kan zijn…
Mijn moeder… Zachte voetstappen, de geur van haar natte wollen jas. Een koude hand die de mijne zoekt. Haar ring die met een scherpe rand heel irritant in mijn vinger drukt. Zachte woorden. Meestal vertelt ze. Over de boodschappen, haar vriendinnen en andere futiliteiten. Ik ben nu veroordeeld tot luisteren, maar hoor in feite niets. Nog steeds is ze niet in staat te zeggen dat ze van me houdt.
Mijn lief… Stormt elke dag de kamer binnen. Ploft op het bed. Zachte lippen op mijn mond. Lieve woorden. Smeekbeden. Hand op mijn hoofd terwijl hij zijn dag doorneemt. Bij het weggaan altijd de belofte dat hij morgen weer komt. Puur schuldgevoel. En terecht!!
Mijn oma… Voorzichtig schuifelende stappen en het typische omaluchtje van haar huis. Tranen en een knokige vinger die mijn gezicht streelt. Ze mompelt altijd en zucht diep. Ze wenst zichzelf in mijn positie. Of eigenlijk zegt ze dat zij mij zou willen zijn, maar dan wel dood. Ze heeft het sowieso goed gehad zegt ze, dus ze zou zo met me willen ruilen.
Mijn broer… Soort huppelend loopje en de geur van sigaretten. Een grapje, meestal over mijn staat. Die altijd beroerd is natuurlijk. Een por tussen mijn ribben en onhandige kroel bij het weggaan. Zich geheel niet realiserend dat ik dan verga van de pijn.
Mijn vriendin… Ze klikklakt binnen op haar laarzen en doet huiselijk. Ze reddert met dorre bloemen en moppert over vies water. Ze vertelt me over de mannen die ze tegenkomt. Alsof ze commentaar van me krijgt, schiet ze in de verdediging als er een overduidelijke eikel tussen zit. Bij het weggaan knijpt ze mijn vingers bijna fijn.
Mijn vriend… Hij stormt de kamer binnen. Gooit zijn tas op de grond en trekt een blikje bier open. Hij scheldt op het verkeer. Daarna op zijn baas. Vervolgens is de maatschappij in zijn totaliteit aan de beurt. Hierna bekijkt hij mij eens en doet dan wonderlijke uitspraken. Bij vertrek krijg ik een kus op mijn voorhoofd omdat er –volgens hem- geen verdere plek meer is waar hij een kus zou willen geven.
Wanneer ik sterf zal mijn moeder waarschijnlijk spijt hebben dat ze nooit heeft gezegd dat ze van me houdt… Het schuldgevoel van mijn lief zal overweldigend zijn. Mijn oma stikt van jaloezie. De wolk sigarettenrook die mijn broer zal omgeven, zal ongeveer ondoordringbaar zijn. Overmand door verdriet heeft mijn vriendin een goede reden om zich in de armen van een loser te storten. En mijn vriend kaffert op de begrafenisondernemer nadat hij waarschijnlijk commentaar op mijn kist of kapsel heeft geuit. De hartslagmeter maakt eventjes een gek hupje als ik moet lachen. Jammer toch dat ik er niet bij kan zijn…
Log in om te reageren.