Ik was nooit zo’n lezer geweest. Toch had iemand het nodig gevonden om mij een boekenbon te geven. Zittend op het koude, zwartgeverfde metaal van het bankje langs perron 7, dwaalden mijn gedachten af. Was er ook maar één boek dat ik graag nog wilde hebben? Twintig euro, de waarde van de bon, was fors voor een verjaardagscadeau, maar voor een niet-lezer zoals ik had het ook een snoeppapiertje kunnen zijn.
Ineens had hij daar gestaan. Ik was opgeschrokken uit mijn gedachten. Zijn bloeddoorlopen ogen volgden nu de armbeweging waarmee ik mijn portemonnee uit mijn broekzak haalde. Met zijn linkerhand omklemde hij een set ‘boomerangkaarten’. Bij elke kroeg gratis verkrijgbaar, maar toch werd mij gevraagd wat ik ervoor wilde geven. Zijn rechterhand bracht hij trillend naar zijn mond, om de gebogen peukrest tussen zijn lippen te duwen. Ik keek even op en zag de zwarte vingertoppen die zojuist nog door een plantenbak geploegd hadden.
Het enige muntstuk dat ik tegenkwam in mijn portemonnee was er één van twee euro. Een arme student, dat was ik zeker, maar vergeleken bij deze man had ik een vermogen. De hoopvolle blik werd dof toen ik mijn portemonnee weer in mijn zak liet glijden, en ik de man niks toereikte, maar in plaats daarvan in mijn binnenzak voelde. De rode ogen, half verscholen onder een soort van bruingrijze ijsmuts, begonnen om zich heen te kijken, schichtig, van links naar rechts, het perron af. Ik had niet het idee dat deze man bang was dat hij niet bij een rookzuil stond. Waarschijnlijk zocht hij andere belangstellenden voor zijn kaartenhandel.
Ik voelde de onzekerheid van deze man. Zojuist had hij uitgebreid verteld dat hij kaarten verkocht voor een overnachtingsplaats. Nog vier euro had hij nodig. Ik had in het lange, verweerde gezicht gekeken. De stoppels en rimpels vormden een niet-bestaande taal, waarin ik een stuk uit het leven van deze man had gelezen. De ellende, de kou, drugsgebruik, eenzaamheid, het stond in zijn gezicht gegriefd. Terwijl ik mijn pakje sigaretten uit mijn binnenzak haalde, kruisten onze blikken. De glinstering kwam even terug in zijn ogen. Ik reikte hem vier sigaretten aan, en de twee euromunt. Voor zo’n kapitaal mocht ik wel twee kaarten uitzoeken. Dat weigerde ik, ondanks de dankbaarheid van deze man. “Verkoop die maar aan iemand anders”, zei ik. “Jij hebt ze harder nodig dan ik.”
Een man van in de veertig, zijn naam wist ik niet eens, als een kind zo blij met twee euro en vier sigaretten. Ik keek hem na terwijl hij weer naar de roltrap waggelde. Gezien de drukte op het station zou hij op deze manier een aardig zakcentje kunnen binnenhalen, schoot het door me heen. Maar zijn zwarte vingers en hoopvolle blik toen ik de conversatie aanging, gaven aan dat dit ver van de waarheid aflag.
Wat deze man met mijn twee euro zou doen interesseerde me eigenlijk niet. Ik kon het missen en hij had het nodig. Misschien zou hij er wel drugs voor kopen. Ik had mee kunnen lopen naar zijn overnachtingsplaats en het hele bedrag voor hem hebben kunnen betalen. Ik had een kop koffie kunnen halen. Maar dat voelde een beetje als een boekenbon op mijn verjaardag. De gever had al bepaald dat ik eens een boek moest kopen. En iets in de ogen van deze man zei me dat hij blijer was met mijn donatie, dan een willekeurig persoon met zijn verjaardagscadeau.
Ineens had hij daar gestaan. Ik was opgeschrokken uit mijn gedachten. Zijn bloeddoorlopen ogen volgden nu de armbeweging waarmee ik mijn portemonnee uit mijn broekzak haalde. Met zijn linkerhand omklemde hij een set ‘boomerangkaarten’. Bij elke kroeg gratis verkrijgbaar, maar toch werd mij gevraagd wat ik ervoor wilde geven. Zijn rechterhand bracht hij trillend naar zijn mond, om de gebogen peukrest tussen zijn lippen te duwen. Ik keek even op en zag de zwarte vingertoppen die zojuist nog door een plantenbak geploegd hadden.
Het enige muntstuk dat ik tegenkwam in mijn portemonnee was er één van twee euro. Een arme student, dat was ik zeker, maar vergeleken bij deze man had ik een vermogen. De hoopvolle blik werd dof toen ik mijn portemonnee weer in mijn zak liet glijden, en ik de man niks toereikte, maar in plaats daarvan in mijn binnenzak voelde. De rode ogen, half verscholen onder een soort van bruingrijze ijsmuts, begonnen om zich heen te kijken, schichtig, van links naar rechts, het perron af. Ik had niet het idee dat deze man bang was dat hij niet bij een rookzuil stond. Waarschijnlijk zocht hij andere belangstellenden voor zijn kaartenhandel.
Ik voelde de onzekerheid van deze man. Zojuist had hij uitgebreid verteld dat hij kaarten verkocht voor een overnachtingsplaats. Nog vier euro had hij nodig. Ik had in het lange, verweerde gezicht gekeken. De stoppels en rimpels vormden een niet-bestaande taal, waarin ik een stuk uit het leven van deze man had gelezen. De ellende, de kou, drugsgebruik, eenzaamheid, het stond in zijn gezicht gegriefd. Terwijl ik mijn pakje sigaretten uit mijn binnenzak haalde, kruisten onze blikken. De glinstering kwam even terug in zijn ogen. Ik reikte hem vier sigaretten aan, en de twee euromunt. Voor zo’n kapitaal mocht ik wel twee kaarten uitzoeken. Dat weigerde ik, ondanks de dankbaarheid van deze man. “Verkoop die maar aan iemand anders”, zei ik. “Jij hebt ze harder nodig dan ik.”
Een man van in de veertig, zijn naam wist ik niet eens, als een kind zo blij met twee euro en vier sigaretten. Ik keek hem na terwijl hij weer naar de roltrap waggelde. Gezien de drukte op het station zou hij op deze manier een aardig zakcentje kunnen binnenhalen, schoot het door me heen. Maar zijn zwarte vingers en hoopvolle blik toen ik de conversatie aanging, gaven aan dat dit ver van de waarheid aflag.
Wat deze man met mijn twee euro zou doen interesseerde me eigenlijk niet. Ik kon het missen en hij had het nodig. Misschien zou hij er wel drugs voor kopen. Ik had mee kunnen lopen naar zijn overnachtingsplaats en het hele bedrag voor hem hebben kunnen betalen. Ik had een kop koffie kunnen halen. Maar dat voelde een beetje als een boekenbon op mijn verjaardag. De gever had al bepaald dat ik eens een boek moest kopen. En iets in de ogen van deze man zei me dat hij blijer was met mijn donatie, dan een willekeurig persoon met zijn verjaardagscadeau.
Log in om te reageren.