Het was 21.00 toen ze langs mijn keukenraam liep. Ze keek naar binnen en haar ogen lichtten op. De vrouw die naast haar liep keek verbaasd toen ik de voordeur opendeed maar zij…..zij glimlachte.
Ik dacht aan de eerste keer dat ik haar voorbij had zien lopen. Ze had een tenorfluit en een zak pelpinda's in haar hand. Ik groette haar en ze zei: "Wat sta je er mooi bij, net als je huisje!" Ik lachte en vroeg of ze muziek ging maken. "Wat dacht je!", zei ze enthousiast, en zonder erover na te denken legde ze de pinda's op de grond en zette ze de fluit aan haar mond. De klanken die uit het houten instrument kwamen waren niet om aan te horen, maar het plezier dat deze voor mij onbekende vrouw had maakte alles goed. Toen ze klaar was, bedankte ik haar. Ze pakte de pinda's, zwaaide statig en riep lachend: "Ik ben de koning!"
In de weken die volgden zag ik haar bijna elke dag voorbij wandelen. Op een middag liep ik naar de voordeur en vroeg hoe het met haar ging. Ze kwam teruglopen en zei: "Dat vind ik nou leuk!", gevolgd door een onverwachte kus op mijn wang. Ik voelde me wat ongemakkelijk, hoewel haar pure spontaniteit me raakte. Ze begon te praten over het kerkhof, over het nummer van mijn huis, de wind en bloemen. Ze praatte mompelend en verward en soms keek ze me ineens aan. Toen ze uitgepraat was, wenste ik haar een leuke dag. Ze keek me aan en zei fluisterend: "Ik vind jou heel lief." Daarna verdween ze om de hoek.
Sinds die dag heb ik deze vrouw vaak door de straat zien lopen. De ene keer met bloemen in haar hand, een andere keer met een hele grote zonnebril op terwijl de zon zich nog geen moment had laten zien. Ik heb besloten om haar altijd even aan te spreken en te zeggen dat ik het leuk vind om haar te zien. Zo ook de bewuste avond om 21.00.
De vrouw die haar vergezelde keek mij nog steeds vragend aan en zei: "Tineke vindt uw huisje mooi." Ik vroeg aan de vrouw, die nu ineens een naam had, hoe het met haar ging. Haar gezicht klaarde op en zoals gewoonlijk sprak ze in flarden over hetgeen haar bezighield. De verbazing van de vrouw werd groter naar mate Tineke bleef vertellen. "Kennen jullie elkaar?", vroeg ze me. "Tineke wandelt hier vaak langs en dan maken we wel eens een praatje", antwoord ik. De vrouw trok wit weg en tranen vulden haar ogen. "Dan denk ik dat ze u is gaan herkennen en dat kan ze al jaren niet meer". Ik wist niet wat ik moest zeggen.
Tineke maakte abrupt aanstalten om weer verder te wandelen. Geraakt door de vrouw en met een brok in mijn keel zei ik: "Ik vind het leuk om je te mogen kennen Tineke, tot de volgende keer.” De vrouw glimlachte en samen verdwenen ze om de hoek. Tineke hoor ik nog zeggen: "Zij is heel lief."
*Of Tineke mij echt herkent en/of lief vindt, maakt me niet uit, maar bovenstaande ervaring is voor mij een van de vele redenen om de tijd te blijven nemen voor ontmoeting.
Ik dacht aan de eerste keer dat ik haar voorbij had zien lopen. Ze had een tenorfluit en een zak pelpinda's in haar hand. Ik groette haar en ze zei: "Wat sta je er mooi bij, net als je huisje!" Ik lachte en vroeg of ze muziek ging maken. "Wat dacht je!", zei ze enthousiast, en zonder erover na te denken legde ze de pinda's op de grond en zette ze de fluit aan haar mond. De klanken die uit het houten instrument kwamen waren niet om aan te horen, maar het plezier dat deze voor mij onbekende vrouw had maakte alles goed. Toen ze klaar was, bedankte ik haar. Ze pakte de pinda's, zwaaide statig en riep lachend: "Ik ben de koning!"
In de weken die volgden zag ik haar bijna elke dag voorbij wandelen. Op een middag liep ik naar de voordeur en vroeg hoe het met haar ging. Ze kwam teruglopen en zei: "Dat vind ik nou leuk!", gevolgd door een onverwachte kus op mijn wang. Ik voelde me wat ongemakkelijk, hoewel haar pure spontaniteit me raakte. Ze begon te praten over het kerkhof, over het nummer van mijn huis, de wind en bloemen. Ze praatte mompelend en verward en soms keek ze me ineens aan. Toen ze uitgepraat was, wenste ik haar een leuke dag. Ze keek me aan en zei fluisterend: "Ik vind jou heel lief." Daarna verdween ze om de hoek.
Sinds die dag heb ik deze vrouw vaak door de straat zien lopen. De ene keer met bloemen in haar hand, een andere keer met een hele grote zonnebril op terwijl de zon zich nog geen moment had laten zien. Ik heb besloten om haar altijd even aan te spreken en te zeggen dat ik het leuk vind om haar te zien. Zo ook de bewuste avond om 21.00.
De vrouw die haar vergezelde keek mij nog steeds vragend aan en zei: "Tineke vindt uw huisje mooi." Ik vroeg aan de vrouw, die nu ineens een naam had, hoe het met haar ging. Haar gezicht klaarde op en zoals gewoonlijk sprak ze in flarden over hetgeen haar bezighield. De verbazing van de vrouw werd groter naar mate Tineke bleef vertellen. "Kennen jullie elkaar?", vroeg ze me. "Tineke wandelt hier vaak langs en dan maken we wel eens een praatje", antwoord ik. De vrouw trok wit weg en tranen vulden haar ogen. "Dan denk ik dat ze u is gaan herkennen en dat kan ze al jaren niet meer". Ik wist niet wat ik moest zeggen.
Tineke maakte abrupt aanstalten om weer verder te wandelen. Geraakt door de vrouw en met een brok in mijn keel zei ik: "Ik vind het leuk om je te mogen kennen Tineke, tot de volgende keer.” De vrouw glimlachte en samen verdwenen ze om de hoek. Tineke hoor ik nog zeggen: "Zij is heel lief."
*Of Tineke mij echt herkent en/of lief vindt, maakt me niet uit, maar bovenstaande ervaring is voor mij een van de vele redenen om de tijd te blijven nemen voor ontmoeting.
Log in om te reageren.