Terwijl ik sta te balen in het pashokje, weet ik het opeens: HET antwoord op de vraag van al die mannen waarom vrouwen er nu altijd zo lang over doen om kleren te passen. Nee, het heeft bijna niks met mode te maken. Misschien één tiende procentje ofzo. Maar de overige 99.9 procent oorzaak, die zit verstopt in de pashokjes. Want pashokjes zijn evil.
Als allereerste natuurlijk: het licht daaro. Zodra ik (of welke andere persoon dan ook, maar ik zie meestal alleen mijn eigen hoofd in kleedkamerspiegels) in een pashokje in een spiegel kijk, dan maakt de verlichting ter plaatse altijd dat ik meteen kan solliciteren naar figurant in een zombiefilm. Zo bleek ziet m’n kop er dan uit. Die nare spotjes of welk onbarmhartig licht dan ook verpesten niet alleen de teint van m’n huid, ook de kleuren van de zo zorgvuldig uitgezochte kleren moeten eraan geloven. Wat in de winkel nog een mooi donkerpaars t-shirt leek is in het pashokje opeens depri zwartblauw. En als ik het zou kopen, zou ik buiten waarschijnlijk zien dat het vies moddergroen is.
Nog erger: de spiegels. Die zijn volgens mij afgedankte lachspiegels. Het lachen vergaat me nogal bij die krengen. Ze krijgen het namelijk voor elkaar om overal niet-bestaande kwabben magisch te laten verschijnen. Bijvoorbeeld, ik pas in de kleinste maat spijkerbroek, maar de spiegel bij de V&D roept opeens “Ha, een muffin top syndrome!” Voor alle mensen die dit geweldige verschijnsel niet kennen: muffin top syndrome is wanneer er buik, of lichaam, of rolletjes, of lovehandles, of hoe-je-het-ook-maar-wil-noemen boven je spijkerbroek uitbolt, zoals een cakeje boven het papieren vormpje. Dus ik kijk boos naar de spiegel, en zeg “Hoe kom je erbij?”. Want in de spiegel thuis was er geen enkel spijkerbroekcakeje te bekennen.
Maar het allervervelendste is nog wel: de gordijnen kunnen nooit helemaal dicht. Er blijft altijd een kiertje over. Of ze zijn zo kort en hangen zo hoog, dat het lijkt alsof de ontwerper is uitgegaan van modellen van 2 meter, die bovendien erin slagen om al hun kleren aan die miniscule haakjes te hangen in plaats van op de vloer te laten vallen. Nu kan iedereen mijn blije zelfgebreide sokken zien, dat wil ik helemaal niet!
Dankzij dat monsterlijke licht, de treurspiegels en de gordijnen voel ik me dus allesbehalve lekker in m’n vel. Ik ben zelfs een beetje depri. Zal ik dan toch die leuke skinny spijkerbroek kopen? Daar verdwijnt dat depri gevoel vast van. Jep, dat zal ik doen. Ik kleed me weer aan, loop naar de kassa met de nieuwe spijkerbroek in m’n hand...dan besef ik me “DAAROM worden pashokjes zo irritant gemaakt! Zodat iedereen meer kleren gaat kopen om van dat irri gevoel af te zijn!”
Als allereerste natuurlijk: het licht daaro. Zodra ik (of welke andere persoon dan ook, maar ik zie meestal alleen mijn eigen hoofd in kleedkamerspiegels) in een pashokje in een spiegel kijk, dan maakt de verlichting ter plaatse altijd dat ik meteen kan solliciteren naar figurant in een zombiefilm. Zo bleek ziet m’n kop er dan uit. Die nare spotjes of welk onbarmhartig licht dan ook verpesten niet alleen de teint van m’n huid, ook de kleuren van de zo zorgvuldig uitgezochte kleren moeten eraan geloven. Wat in de winkel nog een mooi donkerpaars t-shirt leek is in het pashokje opeens depri zwartblauw. En als ik het zou kopen, zou ik buiten waarschijnlijk zien dat het vies moddergroen is.
Nog erger: de spiegels. Die zijn volgens mij afgedankte lachspiegels. Het lachen vergaat me nogal bij die krengen. Ze krijgen het namelijk voor elkaar om overal niet-bestaande kwabben magisch te laten verschijnen. Bijvoorbeeld, ik pas in de kleinste maat spijkerbroek, maar de spiegel bij de V&D roept opeens “Ha, een muffin top syndrome!” Voor alle mensen die dit geweldige verschijnsel niet kennen: muffin top syndrome is wanneer er buik, of lichaam, of rolletjes, of lovehandles, of hoe-je-het-ook-maar-wil-noemen boven je spijkerbroek uitbolt, zoals een cakeje boven het papieren vormpje. Dus ik kijk boos naar de spiegel, en zeg “Hoe kom je erbij?”. Want in de spiegel thuis was er geen enkel spijkerbroekcakeje te bekennen.
Maar het allervervelendste is nog wel: de gordijnen kunnen nooit helemaal dicht. Er blijft altijd een kiertje over. Of ze zijn zo kort en hangen zo hoog, dat het lijkt alsof de ontwerper is uitgegaan van modellen van 2 meter, die bovendien erin slagen om al hun kleren aan die miniscule haakjes te hangen in plaats van op de vloer te laten vallen. Nu kan iedereen mijn blije zelfgebreide sokken zien, dat wil ik helemaal niet!
Dankzij dat monsterlijke licht, de treurspiegels en de gordijnen voel ik me dus allesbehalve lekker in m’n vel. Ik ben zelfs een beetje depri. Zal ik dan toch die leuke skinny spijkerbroek kopen? Daar verdwijnt dat depri gevoel vast van. Jep, dat zal ik doen. Ik kleed me weer aan, loop naar de kassa met de nieuwe spijkerbroek in m’n hand...dan besef ik me “DAAROM worden pashokjes zo irritant gemaakt! Zodat iedereen meer kleren gaat kopen om van dat irri gevoel af te zijn!”
Log in om te reageren.