Blog
Rupsje Nooitgenoeg
Door datingsite- en communitylid
Adriano
23-06-2022 00:31 | bekeken:
211 | funked:
3 | reacties:
2
Het boek dat ik deze maandagavond aan het lezen ben heet ‘Stoppen met moeten’, een boek dat gaat over de stilte. Het hoofdstuk dat ik wil bespreken heet ‘Gemoedstoestand’. Daarin kwam ik iets tegen in mezelf dat ik herken.
Er staat: ‘Achter al onze activiteiten (hoe goed ook!) kan een mannetje staan dat zijn armen uit de kom zwaait en alsmaar roept: ‘Zie mij staan! Heb mij lief! Aanvaard mij! Respecteer! Dat mannetje heet Rupsje Nooitgenoeg. Het heeft altijd honger, honger naar erkenning en applaus. Als de zon schijnt (voorspoed), springt het rond en voelt het zich dankbaar. Als de bladeren vallen (tegenslag), weet het zich geen raad.’
Ik herken dat mannetje als ik in de spiegel kijk van de erkenning in de blogs die ik schrijf. Maar die erkenning of acceptatie is wat anders dan dat Rupsje Nooitgenoeg waar de schrijver mij in meeneemt. Ik herken het dat ik gezien wil worden, geliefd en aanvaard wil worden. Ik zie dat in het kijken naar de aantallen lezers onder mijn blogs. Dat is er zo in geslopen. Maar wat zegt dat over mij?
Ik geloof dat ik graag wil zien dat de woorden die ik schrijf in zoveel mogelijk levens van anderen terecht komen. Dat ik daarmee vaak getuig van wat God allemaal in mijn leven doet. En ik op die manier bijdraag aan Gods koninkrijk op aarde. Wanneer er 50 lezers zijn ben ik tevreden. Is het meer, mooi. Is het minder, jammer. Maar ik kijk er dus veel naar, meerdere keren op een dag. Om te zien of het aantal lezers al op loopt.
Er is ook een andere, niet onbelangrijke, reden waarom ik schrijf. En dat is om verder te komen in mijn proces van geloven. Zou ik ook zonder publicatie van mijn blogs kunnen? Dat ik dus alleen zie wat het voor míj betekent. Interessante waarneming.
Soms is het goed even afstand te nemen van waar je in zit. In het vervolg van het hoofdstuk staat er: ‘Achter de schreeuw naar erkenning gaan complete werelden schuil. Er kan een ongezonde koppeling tussen activiteit/ succes en identiteit aan ten grondslag liggen. De identiteit wordt dan ontleend aan wat we doen en niet aan wat wie we zijn. Wie hier zijn zwakke punt heeft, kan een dag in een klooster ervaren als een weggegooide dag en een dag waarop hij drie presentaties geeft als een waardevolle. Het is heel interessant om voor onszelf na te gaan waar wij onze erkenning aan ontlenen. Halen wij die uit het gegeven dat we intens geliefd zijn door God (goed zoals het is)? Of toch uit wat wij presteren? Wat we overigens niet moeten verwarren met een gezonde drang naar voldoening.’
Voor mij geldt dat een dag zonder prestaties zeker geen weggegooide dag is. Mijn innerlijke reis met God beschrijf ik veelvuldig, zonder dat ik het gevoel heb dat ik die elke dag helemaal met Hem moet vullen. Daar kwam ik maandag achter en dat voelt raar aan, omdat ik zo verweven ben geraakt aan alles wat met God te maken heeft. Dus vind ik het nu lastig om dat los te laten.
Tenslotte staat er: ‘De mate van onze goede werken in het koninkrijk is voor God geen aanleiding om ons, zijn creaties, meer lief te hebben. Gods liefde is werkelijk onvoorwaardelijk. Dat die liefde ons - binnen onze mogelijkheden - vervolgens in beweging brengt, is haast een wetmatigheid, maar het doel van die beweging is niet dat we aan al die goede activiteiten onze identiteit ontlenen. Die identiteit ligt in Christus en nergens anders. Het applaus van mensen streelt, maar hoeft ons er niet in te bevestigen dat we goed zijn. We zijn al goed.’
Een heel verhaal. Eerlijk gezegd, kan ik dat van Gods liefde nog niet ‘grijpen’. Ik heb het op verschillende plaatsen uitententreure gelezen, maar op één of andere manier wil het nog maar niet binnenkomen. Het idee dat ik geliefd ben, dat ik niets hoef te verdienen. Bij mij is het meer dat ik moeilijk maat weet te houden. Altijd maar meer wil. Daar ga ik voor bidden. Ik dank God dat Hij dat in het uitwerken is in mij. Dat ik die liefde zal gaan ervaren. Alleen God weet hoe, wanneer en waar. Ondertussen bid ik. Bid jij voor mij mee?
(Boek: ‘Stoppen met moeten’ (Blz.102-105), schrijver: John Lapré.)