Blog
Zomerblog: Het meervoudig kwaad (deel 2)
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
16-07-2016 20:40 | bekeken:
926 | funked:
0 | reacties:
0
Ik laat me op mijn rug rollen. Kijkend naar het voorzeil, bollend, dan weer slap. Het geluid klinkt als de donder van onweer, maar dan zacht. Mijn hart bonst op volle toeren. Twee keer per tel. Ik voel mijn adem, alsof ik net heb hardgelopen. Mijn mond voelt rauw, droog.
Ik draai me naar Heinz. Mijn leraar. De man die ons naar het donkerste plekje onder het wolkendek heeft gemanoeuvreerd, maar op is gehouden opdrachten te schreeuwen. Hij kijkt om zich heen, naar boven en vooruit. Ik volg zijn blikken. Als ik naar boven kijk, lijken de wolken door te breken. Maar dat is slechts totdat er weer anderen golven grijze wolk voor schuiven. Het water om ons heen is rustig. Vredig bijna. De zee beweegt, maar het klappen tegen het dek en slaan op de drijvers is opgehouden. Ineens begrijp ik het. Het oog.
'Heinz? Das Auge?' Het is even stil. 'Wass ist mit Auge?', roept hij verontrust terug. Ik moet nadenken. Dit zal wel niet kloppen in het Duits. Wat was het ook alweer. 'Sturmzentrum? Wir nennen das Auge des Sturms?' Gelukkig was ik redelijk in Duits. Weer is het even stil.
'Genau, Sturmzentrum! Es geht landeinwärts!', wijst hij met zijn vinger naar de kust.
Het dringt tot me door. Hij heeft ons waarschijnlijk het leven gered. Ik vraag hem hoe hij wist dat het oog hier was. Hij haalt zijn schouders op. 'Erfahrung... Gluck!' Er breekt een lach door op zijn net nog strakke gezicht. Ik lach mee, kort, dan verzandend in een droge hoest. Terwijl ik angstig met blik op oneindig aan het werk was, heeft hij het oog van de storm ontdekt en ons erheen gebracht. Het midden van een storm, waar het altijd relatief kalm is. Totaal niet in verhouding met waar we net nog inzaten. De storm trekt landinwaarts, dus besloot Heinz het in het rustigste gedeelte uit te zitten, terwijl de storm ons langzaam richting de kust brengt.
Ik kijk nog een keer naar achteren. Nog steeds buiten adem steek ik mijn duim op. Hij doet hetzelfde. 'Nah, du hasst Gut gemacht. Sehr Gut Jung.' Ik knik en gebaar dat ik het compliment gehoord heb. Ik vraag hem of hij moe is, of ik het even moet overnemen. Hij glimlacht en schud het hoofd. 'Morgen...', wuift hij mijn aanbod weg.
Als we in de buurt van de kust komen, zijn we meer dan een uur in deze situatie op zee geweest. Een kustwachtboot komt vanuit zee uit met volle vaart op ons afgekoerst. Golf naar golf wordt met brute kracht doorklieft. 'Heinz!', wijs ik. Hij kijkt en knikt. 'Die Grüne.' Ik pak de lichtkogel en kijk hem aan. Of ik het mag doen? Hij knikt. Ik ontsteek het ding en gooi het in het water. Groene rook blaast hard in een halo van licht omhoog. De boot laat haar hoorn klinken en begint vaart te minderen. Ze weten het, we leven en zijn aan boord. Ineens verander ik van binnen. Ik begin het uit te schreeuwen tegen Heinz, handen uitgestrekt omhoog. Als de kustwachter naast ons ligt schreeuwen ze Heinz in het Italiaans toe. Ik versta niets, niet in het minst om de wind. Heinz antwoord rustig in korte termen. De Italianen blijven foeteren, wijzen en gebaren. Ik krijg medelijden met hem. De kust is nog maar enkele tientallen meters van ons af.
Dan bedenk ik me dat ik ook wat kan zeggen. In zo hard en grof mogelijk Nederlands schreeuw ik ze toe. Ga niet herhalen wat. Wel maak ik een bepaald Italiaans handgebaar. Waar ik grote bruine ogen op krijg. De schipper gebaart met een hand richting land terwijl hij de stuurhut weer binnen marcheert. Heinz kijkt mij met een schuine blik en een schuine mond aan. 'Italiener!', roep ik naar hem. Hij glimlacht, gebaart dat ik moet kalmeren.
Als de laatste golf onder de catamaran wegspoelt hoor ik het gruizende geluid van de drijvers op het strand. Het halve waterteam staat op het strand, de andere helft binnen in het warme eetpaviljoen verder het strand op. Heinz' chef, de oom van een kennis van de familie, helpt ons met aftuigen. Ik voel me slap, moe. 'Jullie hebben geluk gehad, jullie hebben heel veel geluk gehad, weet je dat? (Hier niet nader te noemen term)!, schreeuwt hij me toe terwijl we richting het paviljoen lopen. Heinz mompelt soms iets, maar laat het voor de rest over zich heenkomen. Kijkt weg, allang blij dat we veilig te kuste zijn gekomen.
In het paviljoen zetten wij ons aan tafel. Enkele collega's van Heinz draaien onrustig bij ons in de buurt op hun krukken. Oom Oldenbroek begint een tirade tegen hem. Tweede ronde. Ik stap op de tap af. 'Chef!', roept een Italiaanse jongen me toe. Hij snelt achter de bar. Ik wijs hem de halve liters aan en steek drie vingers op. Hij knipoogt en vult de glazen. Ik bedankt hem en hij knipoogt. Hij vraagt me iets, maar ik hem versta hem niet. Hij knikt richting de zee. Ik gebaar maar. 'Neu, eitje.' Weer grote bruine ogen, maar deze geloven niet wat ik zeg. Ik haal mijn schouders op en loop naar onze tafel. In gedempte stem ondervraagt Oldenbroek Heinz. Ik verdeel de drie bier. 'Mag ik wat vragen?
Oldenbroek kijkt me aan. Hij kijkt naar zijn bier en slikt. Hij kijkt me weer aan alsof hij wil zeggen: 'Begin maar.' Ik vertel wat er gebeurt is. Hoe we van het één op het ander in een andere situatie terecht kwamen. Hoe we geknokt hebben, gewerkt hebben. Heinz roept steeds bevestigend: 'Ja. Ja genau!', in een toon die vraagt waarom hij niet gelooft wordt. Oom Oldenbroek kijkt naar de tafel. Ik vertel van Heinz keuze. Volgens het boekje. Kun je niet winnen, dan maar meedrijven in het oog. Dat we doodop zijn. Of dit morgen kan? Of we nu even blij mogen zijn dat we het gehaald hebben?
Dan komen mijn vriendin en moeder binnen. Weer een stormvloed aan vragen. Ik sta op en gooi een arm om beiden heen. 'We hebben het gehaald! Ik krijg nu eerst bier!', roep ik terwijl ik mijn halve liter pak. Mijn moeder vindt het een rare reactie van mij en gaat door met vragen. Mijn vriendin kijkt me aan, maar is stil. Ik kijk even naar m'n moeder. Gooi nog een keer mijn armen om haar heen. 'Het ging prima, echt.', fluister ik. Ik krijg een twijfelende knuffel terug. 'Ben nu moe..', zeg ik.
(Einde deel 2)