Blog
De grote zwarte aap / Deel 3
Door datingsite- en communitylid
aske
22-02-2015 08:57 | bekeken:
982 | funked:
0 | reacties:
3
De grote zwarte aap. Deel 3: Nix om bang voor te zijn
'Wie ben je?' vraag ik aarzelend.
'Ik ben de grote zwarte aap,' zegt de aap.
'Ik ben bang voor je,' zeg ik.
'Bang...,' zegt de aap. 'Waarom ben je bang voor mij?'
Ik zucht en kijk opzij. De aap is groot en zwart. Ik kan zijn ogen niet zien, want het is nacht en donker en er zit haar voor.
'Je bent groot en zwart en donker en ik kan je ogen niet zien,' zeg ik.
'En je komt altijd als ik bang ben en dan word ik banger dan alleen maar bang.'
De aap knikt en pakt mijn hand.
'Voordat je banger bent dan alleen maar bang, waar ben je dan bang voor?' vraagt hij.
'Euhmm....' zeg ik aarzelend en kijk naar de hand van de aap. De hand waar mijn hand in zit.
De hand van de aap is warm.
Ik haal diep adem en zeg: 'Ik ben bang voor het donkere lege koude huis en het lege koude bed.'
Ik aarzel en zeg dan snel: 'Dan denk ik aan de eenzaamheid en de dood.'
De aap laat mijn hand los en kijkt opzij, hij kijkt naar mij.
Ik voel de warmte van mijn lege hand. Ik voel de schors van de stam in mijn rug prikken.
De aap kijkt, maar ik zie zijn ogen niet.
De aap knikt: 'Koud en leeg. De eenzaamheid en de dood.
Soms... ben ik daar ook bang voor.'
Hij knikt nog eens en dan is het stil.
We zitten naast elkaar.
Ik ben niet meer zo bang als ik was.
Dan zegt de aap: 'Ik ben nix om bang voor te zijn.' Hij zucht.
'Ik ben nix om bang voor te zijn,' herhaalt hij zacht. 'Al is het leeg, donker en koud. Ik ben nix om bang voor te zijn. En stoute schoenen helpen maar even.'
'Oh,' zeg ik.
En opeens vraag ik: 'Mag ik je ogen zien?'
De aap knikt.
Hij knikt met zijn hele lijf.
'Ja', zegt hij. 'Blijf tot het licht wordt, dan mag je mijn ogen zien.'
Ik huiver: 'Het is een koude nacht.'
'Kom maar,' zegt de aap. Hij tilt zijn arm op. Als ik wil kan ik zo tegen hem aankruipen.
Ik twijfel, aarzel. Ik zit naast de grote zwarte aap. Ik ben bang voor de grote zwarte aap... toch?
Maar eigenlijk is het een gewone zwarte aap. Nix om bang voor te zijn.
Ik schuif opzij. Dichter naar de aap. Ik schuif in de arm die hij opgetild heeft. De aap legt zijn arm om mijn schouders en trekt me dichterbij. Hij trekt me tegen zich aan. De aap is warm en zacht. Ik leg mijn hoofd tegen zijn borst.
Een aap is nix om bang voor te zijn, bedenk ik en val in slaap.
'Mag ik je ogen zien?' vraag ik.
Het is ochtend. De duisternis is verdwenen. Ik zie de bomen en het bos. Ik zie de aap.
Hij staat voor mij. Groot, een stuk groter dan ik. Ik moet omhoog kijken om zijn kop te zien. Ik kijk naar hem. Het is een grote zwarte aap. Hij heeft veel haar. Zijn hele lichaam is bedekt met haar. Het is een warme aap. Dat weet ik. Vannacht sliep ik bij de aap. Ik sliep in zijn armen, ik had het niet koud, ik was niet alleen. Ik was niet bang.
'Mag ik je ogen zien?' vraag ik.
De aap gaat op zijn knieën zitten. Zijn kop is nu vlakbij mijn hoofd.
Maar ik kan zijn ogen nog niet zien. Ze zijn verstopt. Achter haar.
Voorzichtig breng ik mijn hand omhoog, naar het gezicht van de aap.
Met mijn vingers til ik haren omhoog.
Ik veeg de haren uit zijn ogen.
Dan zie ik ze..
Zwart en donker.
De ogen van de grote zwarte aap.
Ik kijk erin.
De aap kijkt ook.
We kijken in elkaars ogen.
Gewone ogen, mooi, vriendelijk, donker, glanzend, lachend. Gewoon ... ogen...
Ik lach en de aap lacht.
'Nix om bang voor te zijn,' zeg ik.
Morgen het slot: De stoute schoenen