'Ik ben niet slecht,' zegt hij. 'Ik martel niet, maar dood direct.'
'Ik ken er die martelen eerst, daar houden ze gewoon van. En dan dood. Doodmaken. Maar dat doe ik niet. Daar houd ik niet van.'
Ik zit in een kroeg in een duistere straat. Ergens in een vreemde stad in donker Oost Europa. Een vioolspeler lokte me naar binnen. Live music, daar ga ik voor. Een biertje erbij. Lekker.
Een tafeltje naast mij zit een grote stevige kaalgeschoren man. Hij heeft zwarte kleren en een biertje. We raken aan de praat. Dean is de naam. Hij komt van Ierland maar inmiddels helemaal ingeburgerd.
Dan komt er een man binnen. Hij heeft een schriel versleten figuur en 2 honden. Grote gemuilkorfde honden met pitbull-bekken.
De mannen kennen elkaar. De schriele schuift aan bij de stevige. Bier. Het gesprek gaat in een taal die ik niet versta. Dan vertelt Dean dat de schriele Serge heet. We schuiven samen. Proosten en doen engels. Tenminste Dean en ik. Serge spreekt het niet. Dean tolkt.
De kroeg loopt langzaam vol.
Dean vertelt. Over Serge. Hij is huurmoordenaar en dat zijn z'n honden. Ze helpen hem. Waarmee dat word me niet helemaal duidelijk, maar ik kan van alles bedenken.
Hij heeft jaren gezeten. Vanwege zijn beroep en de manier waarop hij dat uitvoerde. Maar zelf vind hij zichzelf oké. Geen bad guy.
Serge haalt een rondje. De vioolspeler bergt zijn viool op en vertrekt. Dan haalt de schriele iets uit zijn jasje. Een klein plastic zakje. Er zit iets in. Witte pillen. Hij geeft Dean een pil en neemt er zelf ook een.
'Wat is dat?' vraag ik. 'XTC,' zegt Dean. 'Je kunt hier alles krijgen. Als je maar betaalt.' Hij lacht een beetje vreemd. 'Slikken, snuiven, spuiten, roken.. Je zegt het maar.'
Ik begin me steeds heftiger te voelen. Wat maakt het uit. Ik koop een pil. Niet goedkoop.
We praten nog wat en dan sta ik op om verder te gaan.
'Als je nog werk voor me hebt, houd ik me aanbevolen!' vertaalt Dean voor Serge.
'Werk? Wat voor werk.. Owh, ja zijn beroep is ....'
Als ik even later de straat uitloop voel ik me nogal vreemd. Een beetje aangeschoten, maar niet helemaal. Ik heb maar 2 biertjes gehad dus daar ligt het niet aan. Ik zwalk wat. De pil zit gewoon in mijn broekzak. Die is voor strax.
Aan het eind van de straat ga ik even zitten. Zou er wat met die bier aan de hand zijn geweest? Het waren ook vage mannen.
Ik stap op de metro. Ga naar het centrum. Daar probeer ik de pil. Eerst een kwart. Ik weet het. Het blijft riskant. Pillen kopen van een huurmoordenaar die mijn bier heeft betovert. Maar ik geef er niet om. Ik ben in een stemming dat ik alles wil wagen en nix maakt uit.
Een kwart. In het centrum bij het park. Overal mensen. Dat voelt veiliger. Na een half uur neem ik nog maar es een kwart. Er gebeurt nix. Wappie wordt ik niet. Eerder gefrustreert.

De volgende dag voer ik de laatste kwarten aan de vissen in de Moldau. Even later springen ze wappie boven het water uit.
Mooi is dat.
Zij wel.
Ik niet.
