Blog
Toen moeder nog leefde
Door datingsite- en communitylid
Willem-Anne
19-11-2013 08:39 | bekeken:
904 | funked:
0 | reacties:
5
Bij gebrek aan beter ligt naast m'n bed een oud handgeschreven
gebedenboek van m'n moeder met nog 70 onbeschreven bladen.
Ik lees één van de verzen onder de noemer: "Wat moeten we doen?"
"Zwijgen, bukken, God verbeiden,
Volgen waar Gij ons wilt leiden,
Steunen op uw trouw en macht,
Psalmen zingen in de nacht.
Horen wat Hij ons wil leren,
Zijn bevelen dadig eren,
En voor d'uitkomst willig blind,
Stil zijn als 't gespeende kind;
Wars zijn van het angstig zorgen,
Voor de naderende morgen,
Bij het kwaad, dat ons ontmoet,
Steeds geloven God is goed.
Bidden, waken, moedig strijden,
Need'rig wachten, hopend lijden,
Vrolijk zijn met stil ontzag,
Zijn de lessen van de dag."
In een mengeling van melancholie en euforie volg ik de lijn van mijn gedachten.
Flarden van Bijbelteksten doorkruisen mijn gedachten.
"Wachter, wat is er van de nacht?"
"Zelfs de nacht licht als de dag."
"Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,
ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij."
Ik denk terug aan een wandeling dwars over de Elspeetse heidevelden
en als in het hier-toen-maals had ik gesprekken met m'n moeder.
Net alsof ze nog leefde, naar me luisterde
en me het gevoel gaf dat ze naar me uitzag.
Het is al weer een paar jaar geleden maar af en toe
denk ik weer aan die wandelingen op die eindeloze Veluwse heidevelden.
De nacht als metgezel.
Zonder een shot van een paar neusdruppels begin ik er niet aan.
Het geeft je een prettig gevoel om je ziel tot rust en stilte te manen
door je te koesteren in Gods heilige aanwezigheid.
Niet dat ik me daar altijd zo sterk van bewust ben
maar af en toe lijkt het wel of ik door de barrières van grenzen ga
en ik in heilige huiver in de aanwezigheid van de Onzienlijke verkeer.
Soms zou ik willen dat het leven één groot pretpark was.
Maar ik ben bang voor de achtbaan van het leven
en al die wilde attracties die ik niet onder controle krijg.
En....... wanneer je, door slaap overmant,
strijd moet leveren met de krochten die uit de duisternis tevoorschijn komen.
De nacht als metgezel.
Ontelbare malen maakte ik het mee dat na de nacht
het wenkende morgenlicht de duisternis verdreef.
Een oud lied schiet me in gedachten:
"Laat mij slapend op U wachten,
O, dan slaap ik zo gerust;
Geef mij heilige gedachten,
En wees in de droom mijn lust.
't Lichaam slaapt, maar 't harte waakt,
Daar het zich in U vermaakt.
Mag ik dicht bij Jezus wezen,
O, dan slaap ik zonder vrezen".