Blog
Geweld jaagt door de atmosfeer
Door datingsite- en communitylid
aske
19-08-2013 16:28 | bekeken:
837 | funked:
0 | reacties:
1
Voorbij de stad ligt eenzaam en leeg het onland. Het is er ruig en verlaten. De hemel heeft zich teruggetrokken. Zware zwarte wolken heersen in de lucht. Het knarst en slijpt er, als nagels op een bord. Zielen dolen tussen land en water.
In de sloot hebben zwarte meerkoeten witte snavels. Het troost niet. Ze zwemmen weg. De wind waait. Strijkt over mijn blote benen, armen, door mijn haren. Druppen regenwater gaan dwars door mijn huid. Ze raken mijn ziel. Als tranen die huilen. Er is geen bescherming in dit land. Ook geen beschutting.
De weg is eindeloos. Leeg en verlaten. Alleen twee zwarte kraaien als verdoemde kastelozen. In de verte pieken hoogspanningsmasten. Ze onttrekken energie aan dit oord.
Vanuit de lucht komen nat en zwaar de donkere wolken. Door een gat schijnt licht als boodschap uit de hemel.
Mijn benen volgen elkaar in een eindeloos ritme. Distelpluis. Verdorde zuring. Brandnetels vergrijpen zich aan blote delen. In de lucht knallen de goden en schreeuwen over oorlog en geweld. Ze werpen vuur naar elkaar. Flitsen raken de aarde. Er is niets dan aarde, lucht, wind, water en geweld. Ik ben er middenin. Ik loop daar. In het centrum. Word binnenstebuiten gekeerd.
De goden voeren zware slagen. Vuur rolt. Scheuren worden zichtbaar. Verbinden of wegwerpen en scheiden. Liefhebben en haten. Tegenstellingen strijden om voorrang. De beste plek. Veroveren. Pijn en tranen. Zielen in eenzaamheid. Uiteengerukt.
Draken vliegen door de lucht. Dreigend, indrukwekkend en angstaanjagend. Ze landen op aarde. Werpen hun nakomelingen. Stijgen in slagorde op. Verduisteren het licht. Geweld jaagt door de atmosfeer. Vuur en zwavel in hun kielzog. Zwarte rookpluimen. Knetterende tongen van vuur.
Gedachten grijpen me bij de keel. Benemen lucht en adem. Boren zich naar binnen. Ontleden mijn ziel. Kwetsbaar. Ontdaan van beschermlagen.
Orkanen en waterzakken hozen door de ruimte. Ik ben klein. Minimaal. Nog geen stipje. Als een onzichtbaar kriebeltje op de huid van de aarde. Ik probeer sporen na te laten. Onvindbaar.
Het wordt steeds woester . Heftiger. Treinen ontsporen. Vuurwerkfabrieken ontploffen. De aarde beeft, de lucht siddert. Bergen storten. De elementen zijn losgeslagen. Geen houvast. Ik gooi mijn gewichten in de strijd . Ontlaad de lasten. De weergod opent de hemelsluis. Een watervloed stort zich uit. Boven op me. Een reddende engel biedt een lift. Goudblond. Een stukje delen en alleen verder. De aarde spoelt zich schoon. Ik probeer overeind te blijven.
.......... ........... ............ ............ ............ ............
Mijn benen doen weer dienst. Ze gaan voorwaarts. Mijn gedachten zijn opgeslokt. Verorbert. In het universum stijgen ze op en trekken omhoog. Naar de goden en beschouwen het spel. Alsof ze in staat zijn te begrijpen wat gebeurt.
De weg kromt zich. Ik volg haar. Er is geen keus. Voor mij strekt zich het pad. Een wegwijzer geeft aanwijzingen. De weg terug is afgesloten. Aan de horizon is een lichte baan. Als perspectief in de verte.