Blog
Geschiedenis werfkelders, deel 3
Door datingsite- en communitylid
Marlies7
15-05-2012 11:12 | bekeken:
1127 | funked:
0 | reacties:
1
* Uitvoering
Een werfkelder is veelal onder de volledige breedte van het particuliere perceel voor het aan de gracht gelegen huis aangebracht. Vanaf een circa 1 meter hoog muurtje liet men bij het bouwen het tongewelf "geboren" worden in de vorm van een rond- of korfboog. Het gewelf werd, zonder formeel, met maatvaste baksteen in koppenverband gemetseld. De werf- en huiskelder kregen daarbij een directe aansluiting op elkaar. Meestal werd de werf- of kluismuur verankerd aan de werfkelder, ook steunberen zijn toegepast om de druk op de voorgevel op te nemen. Om het metselwerk van de werfkelder tegen inwatering te beschermen, werd vaak bovenop een dubbele dichtaansluitende laag plavuizen gemetseld die nog eens extra met mortel werd ingewassen. Wegleiding van het water boven de werfkelder geschiedde traditioneel door middel van tunneltjes van gestapelde baksteen naar eenvoudig uitgevoerde waterspuwers in de werf- of kluismuur.
Door de druk ontstaan spatkrachten op de werfkelder die opgevangen worden door aangrenzende kelders of soms ook wel kleine steunberen. Bij de bouw kon tijdelijk een berg aarde gebruikt worden om die krachten op te nemen. Indien de werfkelder later aan de voorzijde werd verlengd, werd het nieuwe deel gewoonweg er tegenaan geplaatst. Door de slechte verbinding van oud met nieuw met ongelijke zakking zou dit later tot veel problemen leiden door de scheurvormingen. Omdat de werfkelders gedurende een lange periode zijn ontstaan op particuliere percelen langs de verschillende grachten en later vaak weer werden aangepast, zijn de afmetingen van iedere werfkelder en de vormgeving van de werf- en kluismuren veelal verschillend. De lengte inclusief de kelder onder het huis kan 25 meter of langer zijn. De maximale hoogte in de werfkelder is vaak ruimschoots voldoende om te kunnen staan, hoogtes van 3 meter onder het midden van de gewelfboog komen voor. De maximale hoogte van het keldergewelf werd vooral bepaald door de voor het particuliere huis gelegen openbare straat. Menigmaal ligt de kruin van de gewelfboog vrij dicht onder de bestrating.
Indien de werfkelder werd bewoond of ambachtslieden er onderdak hadden, kon de werfkelder voorzien zijn van een stookplaats. Meestal was deze in de zijmuur geplaatst, in een aantal gevallen bevond hij zich tegen de binnenkant van de werfmuur. De gebruikelijke wijze voor de afvoer van de rookgassen was een schoorsteenkanaal dat horizontaal over het gewelf door de werfmuur naar buiten liep.
* Bereikbaarheid
De toegang over land tot de werf met de werfkelders geschiedt merendeels via de vele trappen vanaf de bovenliggende straat. Op enkele plaatsen in de stad bevond zich ook een wed, een schuin oplopend talud vanaf de werf naar de bovenliggende straat. Aan de Ganzenmarkt bevindt zich nog een overkluisde wed. Op deze locatie bevond zich tussen 1402 en 1837 ook de grote stadskraan waarmee zware goederen uit en in de schepen konden worden getakeld.