Over de liefde van Jezus

Heel zachtjes fluister ik zo voor me heen:
'Jezus, ik hou van U.
U bent een hoger doel
dan dat 'k mezelve min.
O Jezus, mijn Heiland,
niets liever dan dat ik bij U mag zijn'.

Mijn Jezus, ik voel mezelve schoon en rein
wanneer ik belijd
dat 'k zoveel van U houd.
U bent het die al mijne wensen vervult
en bovenal, wens ik, mijn Jezus,
dat ik immer bij U mag zijn.

Ik verlang zo, o Jezus, te spreken
die taal vanuit diep in m'n hart.
En ik weet, o mijn Jezus,
dat is zuiver en rein.'
Ja diep in mijn hart heb ik zicht
op mijn Jezus, o mijn dierbare Jezus !

Ze vinden het misschien vreemd en gek
dat 'k U zo mag kennen, als Eén die mij mint.
Ja, diep in mijn hart is dat lokken,
van Jezus mijn Bruidegom.
En heel diep in mijn hart verlang ik te zeggen:
'Niets is er dat 'k buiten u nog begeer'.

Als ik denk aaan uw liefde, o Heiland,
Uw bittere lijden voor mij,
dan weet ik, o Jezus,
het was puur uwe liefde,
die mij zocht in het duister
opdat 'k voor immer de Uwe mocht zijn.

Die stille momenten, o Jezus
wanneer uw spreken daar is,
dan borrelt mijn hart over van liefde:
Ik ben vrijgekocht door uw kostbaar bloed.
U hebt mij gered in een bloed-verbond.
U hebt alles gegeven voor mij.

Dan kan ik niet langer zwijgen Heer,
dan moet ik toch spreken daarvan.
Dan denk ik aan Maria van Magdala,
bevrijd van duivel en duisternis.
Zij werd rein tot in 't diepst van haar hart
omdat zij verlangde bij Jezus te zijn.

Ik denk aan Maria die olie kocht.
Die kruik met die olie die zo heel lekker rook.
Zij brak toen die kruik over uw kleed'ren uit.
't Was het laatste wat ze U nog had kunnen schenken.
Haar gemoed en haar hart was van lijden vervuld
om U Zelf Heer, ja, alleen om U Zelf.

Ik denk aan die vrouw met dat zondig gemoed
toen ze vluchtte tot Jezus van wie men haar sprak.
Zij wierp zich aan uwe voeten terneer,
en weende, en weende
omdat U haar gaaft, wat ze zocht.
En U hebt vergeven de schuld van haar zonde.

Simon, die dacht dat hij rechtschapen was.
Hij ergerde zich aan dit vertoon.
'Die man gaat met hoeren en tollenaars om.
Die duivelse vrouw bedrijft zelfs hier nog haar zonde'.
En in al die mensen die zochten naar U
hebt U ons thans nog wat te zeggen.

O Jezus, dan moet ik wenen, heel diep in mijn hart.
Als ik denk aan die duizenden mensen.
Wij zeggen gemakkelijk: wij zijn toch gered
en die ander gaat voor eeuwig verloren.
En 'k voel niet langer die drang in m'n hart
om te spreken van Jezus en zijn liefde.

Als ik zo aan U denk, o mijn lief'lijke Heiland
dan kan ik niet langer zwijgen toch.
Dan moet ik toch spreken dat Jezus ook heden nog redt,
dat U wilt vergeven de schuld van hun zonde.
Dan gaat 't niet aan 'slechts Jezus en mijn ziel'.
Dan worden we allen broeders.

Dan bid ik mijn Jezus te mogen zijn,
slechts een winnaar van zielen.
Dan verlang ik te spreken van uw kostbaar bloed,
dat ook heden nog redt van de zonde.
O mochten we allen ook nu nog verstaan,
wat het wil zeggen, om te spreken van Jezus en zijn liefde.