Het was zondag 26 september en ik zat te wachten op de luchthaven van Tel Aviv. Die heet Ben Goerion Airport. Ik wachtte en ik wachtte. Ik was voor de verandering véél te vroeg, geheel tegen mijn gewoonte in. Normaal ben ik standaard minimaal 5 minuten te laat. Ze zeggen dat het chique is, te laat komen. Ik ben een echte liefhebber van chique!
Die dag was ik niet chique. Wel vooral heel moe. Na drie rondjes lopen wist ik waar alle koffietentjes waren. Ik koos de leukste uit en zeeg met mijn latté in een kuipstoeltje. En ik keek. Reizigers, koffers, bewakers, koffie. Er is iets intrigerends aan een luchthaven, vooral aan de aankomsthal. Er hangt een bepaalde sfeer, één van opwinding over het avontuur dat nog te wachten staat gemixt met weemoed over de voorbije reis. Op zulke momenten begin ik te mijmeren en omhoog te staren en daardoor ontdekte ik ze. Boven me hingen kleurige getuigen. Mijn brein was ineens in opperste staat van nostalgie. Hier moest een poëtische tekst aan gewijd worden!
Het werd alles behalve een rijke poëtische tekst. Het werd meer een treurzang. Over het lot van de ballon. Want hoe zielig is het als hij te vroeg wordt losgelaten. De ballon die erbij werd gehaald om een heugelijk moment op te vrolijken. Want heugelijke momenten vinden namelijk nog steeds plaats in de wereld, zo ook op Ben Goerion. Nee, ik heb het niet over wereldvrede. Daar moeten we denk ik nog wel even op wachten.
Ik heb het over de ouders die vol verwachting kijken naar de schuifdeur tot zij er doorheen komt. De geliefde dochter die op wereldreis is geweest. “Welkom thuis” staat er op de ballon. Of over de jongen, die zijn vriendin op wacht. Het duurt hem allemaal te lang. In zijn handen heeft hij een rode hartvormige ballon met “I love you” erop. En zie je daar die opa en oma met op hun arm een peutertje met een blonde krullenbol? Zijn ballon heeft de vorm van een Pooh beer die olijk lacht. Welkom terug papa en mama, ik heb jullie gemist, straalt de ballon uit.
En terwijl de ouders hun dochter een knuffel geven, vliegt hij de wijde wereld in. Zij is geland, hij stijgt op. Ver komt hij niet, want hij stuitert tegen het plafond. De vlinder is gevlogen en heeft zijn grens bereikt. En hij wacht. Hij wacht net als ik op het moment suprême.
Wachten als je moe bent is geen pretje: je valt in slaap, schrikt wakker van een geluid. Je valt weer in slaap en dan bedenk je dat je hebt gedroomd van de momenten waar deze ballonnen aan het plafond ooit getuige van waren geweest. Ik keek nog een keer omhoog. Het was een divers gezelschap dat daar bungelde. Stiekem hoopte ik op een regenboogkleurige ballon als ik over enkele weken weer in Nederland zou landen. Welkom terug in de regen, maar er is hoop.
Mijn mobiel trilde in mijn broekzak. Ik vergat gelijk de ballonnen toen ik het sms'je las van mijn reisgenoot die net was geland. “Hèhè, eindelijk!” wist mijn vermoeide hoofd uit te brengen. Ik kreeg een verhaal te horen over de kunst die langs de ellenlange roltrappen te zien was. We liepen richting de uitgang. Ik keek nog even om en achter het koffietentje zag ik een blauw hoopje. Het moment was aangebroken. De vlinder was gevallen.
Die dag was ik niet chique. Wel vooral heel moe. Na drie rondjes lopen wist ik waar alle koffietentjes waren. Ik koos de leukste uit en zeeg met mijn latté in een kuipstoeltje. En ik keek. Reizigers, koffers, bewakers, koffie. Er is iets intrigerends aan een luchthaven, vooral aan de aankomsthal. Er hangt een bepaalde sfeer, één van opwinding over het avontuur dat nog te wachten staat gemixt met weemoed over de voorbije reis. Op zulke momenten begin ik te mijmeren en omhoog te staren en daardoor ontdekte ik ze. Boven me hingen kleurige getuigen. Mijn brein was ineens in opperste staat van nostalgie. Hier moest een poëtische tekst aan gewijd worden!
Het werd alles behalve een rijke poëtische tekst. Het werd meer een treurzang. Over het lot van de ballon. Want hoe zielig is het als hij te vroeg wordt losgelaten. De ballon die erbij werd gehaald om een heugelijk moment op te vrolijken. Want heugelijke momenten vinden namelijk nog steeds plaats in de wereld, zo ook op Ben Goerion. Nee, ik heb het niet over wereldvrede. Daar moeten we denk ik nog wel even op wachten.
Ik heb het over de ouders die vol verwachting kijken naar de schuifdeur tot zij er doorheen komt. De geliefde dochter die op wereldreis is geweest. “Welkom thuis” staat er op de ballon. Of over de jongen, die zijn vriendin op wacht. Het duurt hem allemaal te lang. In zijn handen heeft hij een rode hartvormige ballon met “I love you” erop. En zie je daar die opa en oma met op hun arm een peutertje met een blonde krullenbol? Zijn ballon heeft de vorm van een Pooh beer die olijk lacht. Welkom terug papa en mama, ik heb jullie gemist, straalt de ballon uit.
En terwijl de ouders hun dochter een knuffel geven, vliegt hij de wijde wereld in. Zij is geland, hij stijgt op. Ver komt hij niet, want hij stuitert tegen het plafond. De vlinder is gevlogen en heeft zijn grens bereikt. En hij wacht. Hij wacht net als ik op het moment suprême.
Wachten als je moe bent is geen pretje: je valt in slaap, schrikt wakker van een geluid. Je valt weer in slaap en dan bedenk je dat je hebt gedroomd van de momenten waar deze ballonnen aan het plafond ooit getuige van waren geweest. Ik keek nog een keer omhoog. Het was een divers gezelschap dat daar bungelde. Stiekem hoopte ik op een regenboogkleurige ballon als ik over enkele weken weer in Nederland zou landen. Welkom terug in de regen, maar er is hoop.
Mijn mobiel trilde in mijn broekzak. Ik vergat gelijk de ballonnen toen ik het sms'je las van mijn reisgenoot die net was geland. “Hèhè, eindelijk!” wist mijn vermoeide hoofd uit te brengen. Ik kreeg een verhaal te horen over de kunst die langs de ellenlange roltrappen te zien was. We liepen richting de uitgang. Ik keek nog even om en achter het koffietentje zag ik een blauw hoopje. Het moment was aangebroken. De vlinder was gevallen.
Log in om te reageren.