Ik zie je weer staan. Tegen de achtergrond van een blauwwitte lucht wappert de driekleur van het land dat jij wel naar de toekomst zou leiden. In je handen houd je een groot roer vast. Je kijkt vooruit. Vastberaden. Een beetje ondoorgrondelijk. Alsof niemand vat op je heeft, terwijl jij wel de controle hebt. Je zou de nieuwe premier worden. Je zou er voor zorgen dat Nederland trots op zichzelf kon blijven. Of worden. Hoe anders is het gegaan. Nederland, oh, Nederland…
We konden de TV niet aanzetten, we konden geen krant openslaan, of we kwamen jouw naam wel minstens een keer tegen. Je was bekend. Misschien ook wel een beetje berucht. Je mond houden was niet bepaald je sterkste kwaliteit. Het doet me denken aan een gastcollege dat jouw voormalige spindoctor Kay van der Linden eens op mijn oude Hogeschool gaf. Hij verhaalde over de opkomst van jouw partij. Jouw beweging. Trots op Nederland. Natuurlijk had je het liefst meteen van jouw plannen verteld, toen bekend werd dat je het nest had verlaten.
“Nog even geduld”, fluisterde je adviseur. “Nog even geduld. Jouw tijd komt nog wel. Laat al die andere Kamerleden eerst maar vertellen wat ze denken. Laat die persmuskieten eerst jouw ex-partijgenoten maar het hemd van het lijf vragen. Laat hen maar speculeren. Laat hen maar gissen. Laat hen maar interessant doen. En dan, als iedereen op het lumineuze idee komt om jou te vragen hoe het zit, dán vertel je hen wat ze willen horen.” En het werkte. En hoe. Waar het tussen jullie dan mis is gelopen, weet ik niet. Ik weet sowieso niet waar het helemaal met jou en TON – pardon: Trots – de mist in is gegaan. Je stond er zo goed voor. Je had iets te vertellen. Je had een toekomst.
En nu? Ik kan het me zo goed voorstellen als het voelt alsof je nu met lege handen staat. Dat het zo’n hard gelag is dat Mark jou niet alleen het partijvoorzitterschap af heeft genomen, maar nu ook nog ‘ns premier wordt – in jouw plaats. Stel je eens voor dat ze jou toen als kopstuk hadden gekozen. Dat jij nu een regering had mogen vormen. Zeg eens: zou je dan in Wilders iemand hebben gezien, met wie je een Nederland kon verwezenlijken waarop we met recht trots konden zijn? Of zou je hetzelfde zeggen als Kay, toen hem door een medepersmuskiet in spe werd gevraagd of hij adviseur van de voorman van de PVV zou willen zijn? “Nee. Omdat ik Wilders abject vind.” Punt.
Ach, het doet er ook niet toe. De komende jaren zitten we met Maxime, Mark en vriend Geert in de stuurhut opgescheept. Niets aan te doen. This is it. Alea iacta est. Recht(s) zo die gaat!
We konden de TV niet aanzetten, we konden geen krant openslaan, of we kwamen jouw naam wel minstens een keer tegen. Je was bekend. Misschien ook wel een beetje berucht. Je mond houden was niet bepaald je sterkste kwaliteit. Het doet me denken aan een gastcollege dat jouw voormalige spindoctor Kay van der Linden eens op mijn oude Hogeschool gaf. Hij verhaalde over de opkomst van jouw partij. Jouw beweging. Trots op Nederland. Natuurlijk had je het liefst meteen van jouw plannen verteld, toen bekend werd dat je het nest had verlaten.
“Nog even geduld”, fluisterde je adviseur. “Nog even geduld. Jouw tijd komt nog wel. Laat al die andere Kamerleden eerst maar vertellen wat ze denken. Laat die persmuskieten eerst jouw ex-partijgenoten maar het hemd van het lijf vragen. Laat hen maar speculeren. Laat hen maar gissen. Laat hen maar interessant doen. En dan, als iedereen op het lumineuze idee komt om jou te vragen hoe het zit, dán vertel je hen wat ze willen horen.” En het werkte. En hoe. Waar het tussen jullie dan mis is gelopen, weet ik niet. Ik weet sowieso niet waar het helemaal met jou en TON – pardon: Trots – de mist in is gegaan. Je stond er zo goed voor. Je had iets te vertellen. Je had een toekomst.
En nu? Ik kan het me zo goed voorstellen als het voelt alsof je nu met lege handen staat. Dat het zo’n hard gelag is dat Mark jou niet alleen het partijvoorzitterschap af heeft genomen, maar nu ook nog ‘ns premier wordt – in jouw plaats. Stel je eens voor dat ze jou toen als kopstuk hadden gekozen. Dat jij nu een regering had mogen vormen. Zeg eens: zou je dan in Wilders iemand hebben gezien, met wie je een Nederland kon verwezenlijken waarop we met recht trots konden zijn? Of zou je hetzelfde zeggen als Kay, toen hem door een medepersmuskiet in spe werd gevraagd of hij adviseur van de voorman van de PVV zou willen zijn? “Nee. Omdat ik Wilders abject vind.” Punt.
Ach, het doet er ook niet toe. De komende jaren zitten we met Maxime, Mark en vriend Geert in de stuurhut opgescheept. Niets aan te doen. This is it. Alea iacta est. Recht(s) zo die gaat!
Log in om te reageren.